30 november 2003: 1ste 
                    zondag van de Advent
                  Een tijd van hoopvolle verwachting
                  Maurits 
                    Eyken 
                  Inleiding 
                     
                  "Advent 
                    is een tijd van hoopvolle verwachting. Een tijd dat we mogen 
                    dromen over een wereld, waar alles goed zal worden. Niemand 
                    kan dat beter dan onze kinderen. Wij gaan nu met alle kinderen 
                    naar een ruimte waar dromen hardop mag, en straks komen we 
                    terug om te vertellen wat wij hopen voor onszelf, onze gemeenschap 
                    en de wereld". 
                    De kinderen brengen de twijg naar voor, symbool voor de twijg 
                    van Jesse uit het visioen van Jesaja. 
                  Opening 
                     
                  Wat 
                    geven we door aan onze kinderen? Het visioen van vrede en 
                    gerechtigheid, maar hoe? Die vraag houdt ons bezig gedurende 
                    deze periode van verwachting en speciaal in deze viering die 
                    we openen in de naam van de Vader en de Zoon en de H.Geest. 
                  Lied 
                    305: “Gij verschijnt als ongezien, door wie ons verwaterd 
                    leven kleur krijgt als in het begin” 
                  Gebed 
                   
                    Jij 
                      bent het antwoord niet  
                      op onze vragen God 
                       
                      Jij bent geen troost  
                      als we niet verder kunnen  
                       
                      Jij bent geen toevlucht 
                      voor onze onwetendheid 
                       
                      Jij bent geen wet 
                      en geen beginsel God 
                       
                      Jij bent het verbond 
                      aan Abraham gedaan 
                       
                      Jij bent de lichtende wolk 
                      in de woestijn 
                       
                      Jij bent het die opstaat 
                      in de profeten 
                       
                      Jij bent de Messias  
                      in Jezus zichtbaar geworden 
                       
                      Jij bent de Geest 
                      in ons aanwezig 
                       
                      Jij bent het visioen 
                      aan ons geopenbaard. 
                                                               (Naar 
                      Oosterhuis) 
                   
                  1e 
                    lezing uit het visioen van Jesaja (11:1-10) 
                  Jesaja 
                    plaatst zich in de traditie van de Tora en verkondigt zijn 
                    visioen: 
                    Hij geeft de geringen hun recht 
                    De armen krijgen een eerlijk vonnis 
                    de gerechtigheid draagt hij als een gordel 
                    Het is hetzelfde lied dat Maria in de mond zal nemen in haar 
                    Magnificat 
                  Muziek: 
                    Vivaldi  5 
                  2e 
                    Lezing : Lucas 3, 3-6;  10-16 : "Toen kwam het woord 
                    van God over Johannes…" 
                  Woordje 
                    van een leek 
                  Wat 
                    geven we door aan onze kinderen? Ik denk dat ouders dat soms 
                    problematisch vinden, zich afvragend of jongeren nog wel een 
                    boodschap hebben aan ons verhaal. Maar aan de andere kant 
                    moeten we ons ook de vraag stellen of we nog wel iets door 
                    geven. Ik vind het eigenlijk een complexe en confronterende 
                    vraag en ben er zelf maar een béétje uitgeraakt door een nogal 
                    eigenaardige ervaring. 
                     
                    Toen ik nog voor de klas stond en les gaf over het thema natuur-cultuur, 
                    was ik vanuit mijn “maatschappijkritische visie” aan het opsommen 
                    was wat er allemaal mis ging in de maatschappij: milieuvervuiling, 
                    onrechtvaardige Noord-Zuid verhoudingen, schending van de 
                    vrede en de mensenrechten. En toen was er opeens een leerlinge, 
                    die opmerkte: “Maar mijnheer, dit is onze tijd en daarin willen 
                    wij leven”. Ik stond even aan de grond genageld en had gelukkig 
                    de reflex om mijn geplande les te stoppen en we luisterden 
                    naar “haar verhaal”. “Er zijn ook goede en toffe dingen in 
                    de wereld, mijnheer”. De verdere details herinner ik me niet 
                    meer. 
                     
                    Het hele feit heeft me erg doen nadenken. Ik besefte, dat 
                    ik in de waan leefde, dat ik - door mijn leerlingen te wijzen 
                    op verwrongen maatschappelijke toestanden, op onrecht en schending 
                    van de schepping, - profetisch te zijn. Maar die leerlinge 
                    wees me erop dat ik het visioen vergeten was. Mijn spreken 
                    vertrok alleen nog maar vanuit de traditie en gaf voor hen 
                    geen toekomstvisie meer aan. En dus had die leerlinge geen 
                    boodschap aan mijn betoog. Bovendien had ik mij - door voor 
                    die benadering te kiezen - mij als een belerend leraar boven 
                    hen geplaatst en klonk het verhaal als het bekende oersaaie 
                    “wij in onzen tijd”.  
                     
                    Ik realiseerde me dat “als ik hen iets wou doorgeven”, dat 
                    we ons verhaal enigszins moesten delen en dat ik min of meer 
                    tussen hen moest staan, dat we een stuk samen moesten gaan. 
                    Alleen op die manier konden we de spanning traditie-visioen 
                    overbruggen of opheffen. 
                     
                    Willen we onze kinderen iets bieden dan moeten we met hen 
                    het “verhaal van mensen” en “het visioen van mensen” delen. 
                    En dat zijn zeker geen regels, geen geboden of verboden of 
                    een verloren verhaal van “wij in onze tijd”, maar het levende 
                    verhaal van geboorte, van verrijzen, van hoop, van leven. 
                    En zij moeten dat verhaal niet in zijn totaliteit overnemen, 
                    het is niet te nemen of te laten. Zij zullen zelf wel bepalen 
                    wat voor hun de essentie is van ons gemeenschappelijk verhaal. 
                     
                    In het gelovig verhaal vinden we steeds de twee elementen, 
                    traditie en visioen. Enerzijds plaatsen we ons in de traditie 
                    van het Godsvolk, waar ook wij als kerk en kapelgemeenschap 
                    toe behoren en de toepassing ervan in een snel veranderende 
                    maatschappij en anderzijds de realisatie van een rechtvaardige 
                    samenleving, de wereldvrede en het behoud de schepping. 
                     
                    Je zou kunnen denken die spanning een recent gegeven is tengevolge 
                    van de secularisatie, eigenlijk is dat niet zo, het is een 
                    essentieel gegeven. Reeds de profeten in het OT stonden in 
                    die spanning van behoud van de traditie, van de Tora 
                    en het visioen, als gevolg van het beleven van de Tora. 
                     
                    Als we naar de betekenis van het woord Tora gaan zoeken, dan 
                    betekent dit richtsnoer, richtinggever, richtingswijzer. M.a.w 
                    de wet zoals die oorspronkelijk werd opgevat, verwijst dus 
                    zowel naar het ordenend element, de wet, maar ook naar de 
                    richting die we willen gaan, naar de “toekomst” dus. 
                     
                    En nu ik ga even terug naar het beeld van mijn studenten, 
                    waar ik zei dat ik - om profetisch te zijn - enigszins tussen 
                    hen moest staan, welnu ook de profeten spraken niet vanuit 
                    de hoogte. Zij staan op vanuit het volk en wijzen het volk 
                    de weg, de Tora, het visioen. 
                    Zoals Marcel in zijn uiteenzetting over de profeten zei: de 
                    priester staat boven het volk, hij verwijst naar de regels, 
                    het statische van de wet. De profeet staat tussen het volk 
                    en verwijst, naar de dynamiek van de Tora. En dan kunnen we 
                    het visoen van Jesaja pas begrijpen: Hij geeft de geringen 
                    hun recht, de armen krijgen een eerlijk vonnis, de gerechtigheid 
                    draagt hij als een gordel. 
                     
                    Ook in de tekst van Lucas zien we hoe Johannes zich plaatst 
                    in de lijn van de Tora. Wie dubbele kleding heeft, laat 
                    hij delen. En wie voedsel heeft, laat hem hetzelfde doen. 
                    En op dezelfde manier kiest Jezus van Nazaret voor een dynamische 
                    interpretatie van de Tora, tegen een godsdienst van offers, 
                    van regels en uitwendig vertoon.  
                     
                    Ons profetisch zijn, bestaat erin, om enerzijds het onrecht 
                    in de wereld aan te kaarten, maar anderzijds door uit te kijken 
                    naar tekenen van vervulling, tegen alle schijnbaar noodlot 
                    in. En beide elementen geven we aan onze kinderen door. Geen 
                    starre verzameling van wetten of een strikt op te volgen richtlijn, 
                    maar een levend verhaal van mensen. Een avontuur dat we samen 
                    gaan, anders hebben ze geen boodschap aan ons verhaal. 
                     
                    En dan gebruik ik graag het beeld van de woestijn. We gaan 
                    “samen op weg”, door de woestijn. De woestijn, die ons behoedt 
                    voor de zelfgenoegzaamheid van het materialisme. Zo een woestijnervaring 
                    kan bijvoorbeeld zijn: een soberheid in levenstijl, als aandacht 
                    voor de schepping of verzet tegen een economie van altijd 
                    meer. Dat kan ook zijn: een ingesteldheid tot dialoog en respect 
                    voor diversiteit, of een grondhouding om conflicten geweldloos 
                    op te lossen. In die woestijnervaring, als verzet tegen bepaalde 
                    maatschappelijke evoluties, is de Tora de lichtgevende wolk, 
                    die ons voorafgaat naar het beloofde land, het land van melk 
                    en honig en niet de vleespotten van Egypte.  
                     
                     
                  Laten 
                    wij dan nu ons “gedeelde verhaal” uitdrukken in het aanbrengen 
                    van de offergaven. 
                    Vorige keer heeft onze oudste kerkganger het licht doorgeven 
                    aan de kinderen. 
                    Vandaag geven zij het licht door aan ons en brengen we het 
                    samen aan, 
                    Mag ik vragen dat er enkele volwassenen nu de kaarsen al aansteken 
                     
                    en dan, als de kinderen zijn aangekomen, met hen het licht 
                    en hun dromen naar voor brengen. 
                  Offerande 
                    (Vivaldi 11) 
                  Kinderen 
                    en volwassen komen naar voor; wij luisteren naar hun visioen 
                  Dankgebed 
                   
                    P. 
                      Wij hebben geluisterd naar een verhaal van een mens,  
                      Naar een verhaal van God met mensen 
                      Wij hebben onze gaven aangeboden. 
                       
                      Verheffen wij nu ons hart tot Hem zelf 
                      En laten we herdenken wat Jezus heeft gedaan 
                       
                      (Wij lezen samen 145)  
                       
                      A. Wij danken U, Vader, 
                      omwille van Uw veelgeliefde Zoon, 
                      die Gij geroepen en gezonden hebt 
                      om ons te dienen en te verlichten, 
                      om aan armen Uw koninkrijk te brengen, 
                      om aan gevangenen verlichting te melden 
                      om voor allen en voorgoed 
                      het evenbeeld te zijn en de gestalte 
                      van Uw mildheid en trouw. 
                   
                  Lied 
                    215  1e strofe 
                   
                    A. 
                      Wij danken U, Vader, 
                      voor deze mens Jezus, 
                      die alles heeft volbracht wat menselijk is, 
                      ons leven en onze dood. 
                      Wij danken U 
                      Dat hij zich met hart en ziel gegeven heeft 
                      aan deze wereld. 
                       
                   
                  lied 
                    215  2e strofe  
                   
                    P. 
                      God, onze Vader, wij danken U met heel ons hart, 
                      want in deze wereld hebt Gij ons 
                      tot leven geroepen, 
                      Gij hebt ons bestemd voor het geluk, 
                      in Jezus, Uw Zoon, onze Heer, 
                      In Hem zien wij Uw goedheid 
                      om ons allen te redden. 
                      Hij is het verlossende woord, 
                      Uw helpende hand. 
                      Nooit willen wij vergeten hoe Hij één werd 
                      met ons, in lijden en dood, 
                      één bleef met U, in overgave aan Uw wil. 
                      Onze last Hij tot de Zijne, 
                      Zijn trouw werd de onze 
                      Blijvend zijn wij U dank verschuldigd om Hem. 
                      Uw verbond, waarachtig en trouw. 
                      Telkens opnieuw hebt Gij geroepen 
                      uit duisternis en slavernij, 
                      de zondige mens hebt Gij niet vergeten of verlaten, 
                      barmhartige Heer, genadige God. 
                   
                  Lied 
                    215 3e strofe 
                   
                    P. 
                      Geprezen zij Uw naam 
                      die Gij hebt geopenbaard in Jezus Uw Zoon, 
                      God met ons, teken van Uw liefde. 
                      Omwille van Uw gerechtigheid 
                      is Hij de weg gegaan van iedere mens; 
                      opdat wij zouden delen in Zijn vreugde, 
                      heeft Hij het lot gedeeld van de armen, 
                      werd Hij brood voor ons gebroken, 
                      een beker die overvloeit. 
                       
                      Die op de avond voor Zijn lijden 
                      brood heeft genomen in Zijn heilige handen, 
                      die Zijn ogen heeft opgeslagen 
                      naar U, God, Zijn Almachtige Vader 
                      en U gezegend heeft; 
                      die toen het brood gebroken heeft 
                      en aan Zijn leerlingen gegeven met de woorden: 
                      Neemt en eet dit is Mijn lichaam voor u 
                      Doet dit tot gedachtenis aan Mij. 
                      Zo nam Hij ook de beker 
                      sprak een dankgebed uit en zei : 
                      Deze beker is het nieuwe verband in Mijn bloed 
                      dat voor u en voor allen vergoten wordt 
                      tot vergeving van de zonden. 
                       
                      Telkens als gij deze beker drinkt 
                      zult Gij het doen tot gedachtenis aan mij. 
                   
                  Lied 
                    215:  4e strofe 
                   
                    A. 
                      Daarom Heer God, 
                      verkondigen wij, Zijn dood totdat Hij komt; 
                      daarom bezingen wij Zijn verrijzenis 
                      en wij noemen Zijn naam hoog boven alle namen 
                       
                      Jezus Christus, Uw Zoon, onze Heer. 
                      En wij belijden, Heer God, 
                      dat wij telkens opnieuw 
                      in Zijn naam bijeengebracht worden 
                      opdat wij doen wat Hij ons heeft voorgedaan. 
                       
                      P. Wij bidden U:  
                    Zend 
                      ons Uw heilige Geest, 
                      roep ons tot leven en maak ons vrij. 
                      Laat die gezindheid in ons heersen 
                      die was in Hem, Jezus Uw Zoon, 
                      opdat wij op Hem mogen gelijken 
                      in leven en in sterven. 
                       
                      A. Dit vragen wij U 
                      door Hem en met Hem en in Hem 
                      die ons naar U is voorgegaan 
                      en die met U leeft in de eenheid van de Geest 
                      Onze Vader (samen met de kinderen) 
                      Bidden wij het gebed dat Jezus ons heeft gegeven, de belofte 
                      dat zijn rijk kome. 
                   
                  Vredeswens 
                    en doorgeven van de vrede 
                   
                    De 
                      kinderen geven  nu het visioen van vrede en gerechtigheid 
                      door. 
                      Allen die het geloof hadden aangenomen, waren eengezind. 
                       
                      Ze braken het brood in een of ander huis,  
                      genoten samen hun voedsel in blijdschap en eenvoud van hart 
                      (Handelingen 2) 
                       
                   
                  Communie 
                    (Vivaldi 8) 
                    Lied 307 : “Nu daagt het in het Oosten” 
                    Slottekst : Zaadjes (vanuit de kindernevendienst) 
                     
                   
                    Een 
                      jongeman droomde dat hij een winkel binnenging,  
                      waar een engel achter de toonbank stond. 
                      'Wat verkoopt u, meneer?' vroeg hij. 
                      De engel antwoordde met een glimlach: 'Alles wat je maar 
                      wilt.' 
                      De jongeman begon te bestellen:  
                      'Ik wil graag dat er nergens meer oorlog is,  
                      dat alle armen het voortaan goed hebben,  
                      dat niemand op de hele wereld nog onderdrukt wordt,  
                      dat alle werklozen werk hebben, dat...' 
                      'Hola, hola', zei de engel.  
                      'Je hebt me niet helemaal goed begrepen, vrees ik.  
                      Wij verkopen hier geen vruchten, alleen zaadjes...' 
                                 (Uit: Kolet Janssens: Warme Woorden) 
                   
                  Zending 
                    Vivaldi 6 
                    Tekst om thuis het visioen verder uit te dragen 
                   
                    Het 
                      eerste woord van hoop 
                      dat ooit door mensen werd gehoord 
                      uit verten aangewaaid 
                      om zich diep in hun ziel te nestelen 
                      werd keerpunt 
                      levensadem 
                      onontvreemdbaar visioen 
                      van toekomst 
                      die gemaakt moet worden 
                      altijd nu vandaag 
                      en morgen weer opnieuw 
                      met handen die niet breken 
                      maar die oprichten 
                      ontketenen, verbinden 
                      breken en delen 
                      kracht doorgeven 
                      waardig maken. 
                      Wie hoop geeft draagt het leven 
                      en maakt de weg 
                      naar menswording begaanbaar.    (Kris Gelaude) 
                   
                 |