19 december 2004: derde zondag van de Advent
Johannes, groter dan een profeet
pater Marcel Braekers
Intredelied nr. 209: Heer Jezus, kom en hoor onze bede
Inleiding
Kent u het verhaal van de doos van Pandora? In de Griekse
mythologie wordt verteld van twee broers: de slimme Prometheus
en zijn wat minder verstandige broer Epimetheus. Prometheus
koos de kant van de mensen omdat Zeus zich zo tyranniek gedroeg
en daarom stal hij het vuur en gaf het aan de mensen. Zeus
was daarover heel verbolgen en zon op wraak. Daarom vroeg
hij aan Hephaistos, de goddelijke smid, om een bloedmooi meisje
te creëren, Pandora (pan-dora, degene aan wie alles wat mooi
en vrouwelijk is was gegeven door de godinnen), die hij dan
naar de aarde zond om Prometheus te verleiden. Daarbij kreeg
ze een kruik mee. Maar Prometheus was op zijn hoede en had
ook zijn broer gewaarschuwd zeker niets van de goden aan te
nemen. Helaas, werd de naieve Epimetheus verliefd op het meisje
en nieuwsgierig opende hij de kruik, waarin alle kwalen verstopt
zaten die de mensheid sindsdien treffen: ziekte, ouderdom,
dood, waanzin. Snel sloot hij weer de kruik zodat slechts
één ding op de bodem bleef liggen: de hoop. Sindsdien blijft
deze belangrijke kwaliteit gekooid en wacht ze om vrij te
worden en de mensheid te inspireren. Sommige versies zeggen
dat Pandora de kruik opende. Achter dit verhaal zit een vrouwonvriendelijke
idee: pas op voor vrouwelijk schoon, maar meer nog verwijst
het verhaal naar de periode dat de moedergodinnen werden verdrongen
door de mannelijke goden.
Wat moet men eigenlijk denken van de hoop: is ze een goed
of een kwaal? Want volgens velen vragen zich af waarom de
hoop in de kruik met rampen zat. In deze tweede interpretatie
denkt men dan dat door te hopen mensen naief blijven vasthouden,
dat ze zo reikhalzend uitkijken en vergeten om hier en nu
de handen uit de mouwen te steken.
Welke betekenis heeft de hoop in ons leven? Hoe belangrijk
is het voor een volk om een perspectief te hebben, een utopie?
Vandaag staat in de viering de figuur van Johannes de Doper
centraal. In de tijd dat hij leefde was het leven voor de
meeste mensen geen lachertje. Je had daar een kleine groep
kooplieden en grootgrondbezitters die heel rijk waren, maar
het merendeel van de bevolking leefde echt arm. De historicus
Flavius Josefus beschrijft hoe in de straten van de stad veel
bedelaars liepen. De snijdende zandwinden veroorzaakten veel
oogziekten en blindheid. Vanwege ondervoeding was er scheurbuik,
er waren veel huidziekten wegens een gebrek aan hygiëne. Het
merendeel van de kinderen stierf voor zijn derde jaar, wie
ouder was dan vijfenveertig was reeds een ouderling, dicht
bij de dood.
Zo was het leven toen Johannes begon te preken. Het merkwaardige
is dat, toen Johannes de mensen opriep om zich te bekeren,
zij zich niet afkeerden en verbitterd gingen spotten met zijn
God, maar dat ze vroegen:’ Wat moeten wij doen?’ En toen Johannes
hen aanspoorde om van levensstijl te veranderen, accepteerden
ze dit. In een periode van grote onzekerheid en existentiële
nood had dit volk toch de kracht om het hoofd op te heffen
en vol verlangen uit te zien naar een nieuwe tijd. Hoe was
dit mogelijk, hoe kon de hoop hen zo aangrijpen en bleef die
messiaanse verwachting hen aangrijpen? Toen deze strenge Johannes
begon te spreken en te dopen reageerde het volk opgelucht:
eindelijk ging de hemel weer open en wilde God weer door de
mond van deze profeet spreken tot zijn volk. Er was weer hoop.
Hoop was voor hen de eerste aanzet naar verandering. Het was
de basisvoorwaarde waarop alle veranderingen zouden voortbouwen.
Daar begint Advent. Advent als tijd van verwachting wil een
keer brengen in de basishouding waarbij cynisme, scepsis,
opgebrand zijn plaats maakt voor fascinatie, geloven in eigen
kracht, dromen van een andere toekomst, luisteren of het Geheim
van leven en liefde ons kan raken. Alle concrete gedragsveranderingen,
elke inzet en solidariteit komen maar op gang als we opgericht
worden door die ongrijpbare macht van de hoop.
Lied nr. ‘Naar U gaat mijn verlangen, Heer’
Gebed
Wek uw kracht en kom.
Gedenk uw woord van trouw:
Dat Gij zult komen,
Komen bevrijden.
Gij, in dromen gevreesd,
In wanen een doodsgod –
Dichtbij, lieve naam,
In Jezus uw kind.
Ik zal zijn, zegt Gij,
Richt op je ziel.
Hef je hoofd omhoog,
Vrees niet, zegt Gij.
Wees onze genezer.
Leg op ons uw handen,
Opdracht en zegen,
Vandaag en morgen.
Door Jezus uw knecht
Door Jezus uw mens,
Uw gerechte –
Komt wat komt. (H. Oosterhuis)
Inleiding op de lezingen
De messiaanse teksten rollen over ons heen als een stroom
warm water. Eerst horen we hoe Jesaja een nieuwe tijd voorspelt.
De uitdrukking ‘blinden zullen zien, doven zullen horen, lammen
opstaan’ moet je begrijpen als beeldtaal om te zeggen dat
men mag hopen op een nieuwe tijd die zal aanbreken. Jezus
past daarom deze tekst toe op zichzelf: met Hem zullen waarden
omgekeerd worden en wordt gerealiseerd wat de profetische
Johannes had in gang gezet.
Jesaja 35, 1 – 10
Lied Nr. 26: Hij die de blinden weer liet zien
Matteüs 11, 2 – 11
Homilie
Vol lof spreekt Jezus over de man die zijn leermeester was
en Hem op weg zette naar zijn eigen zending. Johannes was
een bijzonder man, radikaal en onverzettelijk. Hij was een
aanhanger van de Exodus-traditie. Dat was een strekking die
vooral in het Noordelijk gedeelte van Israël leefde. Voor
deze mensen was de kern van het joodse geloof de uittocht
uit de slavernij en de tocht door de woestijn, het krijgen
van de dekaloog en de ermee verbonden ethische bewogenheid.
Niet alleen het woestijnlandschap maar ook de erbij behorende
soberheid was hun vindplaats van heil. Daarom was deze strekking
niet zo gelukkig met de tempelspiritualiteit en priesterlijke
macht, met het overdreven nationalisme, met de landbouwtraditie
en haar behoefte om zich te vestigen en in de godsdienst veel
belang te hechten aan offers.
Johannes was een typisch voorbeeld van deze Exodus-traditie.
Daarom trok hij naar de Jordaan, en wel precies naar de plaats
waar ooit het volk de stroom overstak op weg naar het beloofde
land. Voor de Israêlieten was door de Jordaan gaan alsof men
opnieuw door de Rietzee trok. Johannes doopte met water als
een symbolisch gebaar waardoor de dopeling afzag van een gemakkelijke
gezeten leven met alle genietingen van eten en drinken. Johannes
leefde daarom in de woestijn levend van wat een dor gebied
aan voedsel verschaft. Hij reageerde heftig tegen de tempelcultus
en de religieuze leiders en noemt hen schamper ‘adderengebroed’
een ongehoord scheldwoord. Maar als teken van bekering wil
hij dat mensen weer oprecht ethisch gaan leven. Wie twee stel
kleren heeft moet één weggeven. Deel je etenspakje in twee.
Belastinginners en soldaten mogen geen misbruik maken van
hun machtspositie. Want telkens werden de allerzwaksten getroffen.
Niet de tempel met zijn offers, mooie gezangen en prachtig
snijwerk was de plaats van bekering, maar de plek bij de Jordaan
waar men het voornemen maakte om terug te gaan leven als in
de begintijd.
Zo maakte Johannes opnieuw de messiaanse verwachtingen wakker
en kreeg het volk hoop dat een nieuwe tijd zou aanbreken.
Hij is meer dan een profeet, zegt Jezus, want met Johannes
en daarna met zijn leerling, Jezus van Nazareth, brak een
nieuwe tijd aan. Ik zeg het zo heel bewust, omdat het begin
van ons christendom bij meerdere mensen start. Elk van hen
had iets van een Messias in zich precies omdat ze dat ethische
réveil zo krachtig propageerden.
“Jij bent een Messias, als je recht doet” is de slagzin van
deze Advent. Dat sluit helemaal aan bij de beweging die met
Johannes en jezus op gang komt. En het is een verfrissende
stap voorwaarts om vandaag ons geloof opnieuw op te frissen.
Want geef toe, we hebben een enorme behoefte aan profeten
en Messiassen, aan dichters en denkers om de Blijde Boodschap
als een vuur in de schoot te gooien.
Men schiet graag op het moslimfundamentalisme, maar schijnt
niet te beseffen dat ook binnen onze kerk een duidelijke zwenking
naar rechts bezig is. Slechts enkele voorbeelden van de laatste
tijd:
-
Onlangs kreeg een priester een ernstige berisping omdat
hij de communie had durven geven aan een koppel dat huwde
en waarvan de een Anglikaan was.
-
Er verschijnt na tien jaar intensief samenwerken een
nieuwe oecumenische bijbelvertaling, maar ze schijn niet geschikt
te zijn voor de liturgie omdat die oude vertaling zo diep
in het hart is geschreven.
-
Mijn confrater B. De Clercq schrijft een stukje in
Tertio over leken en preken en onmiddellijk ziet de
redactie zich verplicht een stukje ernaast te plaatsen om
te zeggen dat alleen priesters zo goede homilieën kunnen geven.
-
Voortaan zouden alleen nog liederen, gebeden en andere
teksten in de liturgie mogen gebruikt worden die door het
Vaticaan zijn goedgekeurd. Enz.
Het zijn slechts enkele kleine, vrij onschuldige voorbeelden.
Daarom herhaal ik: we hebben nood aan profeten, aan dichters
en denkers, die dicht bij hun volk en cultuur in woorden een
nieuwe tijd oproepen en ons aanzetten tot hoop en verwachting,
tot herbronning opdat in elk van ons een Messias zou opstaan.
|