6 maart 2005: 4°zondag van de vasten:
Als blinden die niet zien (Joh. 9, 1-38)
pater Marcel Braekers
Intredelied: nr. 27: “Wees hier aanwezig,
God”
Inleiding
Wat het geloof in God
betreft staan we er in België niet goed voor. Volgens een
recente enquęte in de Europese landen scoren alleen Nederland
en Tsjechië nog slechter. Nu weet ik wel dat rechtstreeks
vragen stellen omtrent zo’n moeilijk thema altijd gevaarlijk
is. Misschien gelooft men wel in Iemand zonder die God te
noemen, misschien zijn veel mensen wel religieus zoekende
maar daarom niet christelijk gelovig, misschien antwoorden
velen in andere landen bevestigend zonder dat dit geloof verder
iets voor hen betekent, enz. Enquętes zijn er om gewantrouwd
te worden. Toch kun je er niet omheen dat wat eeuwenlang als
een cement in onze cultuur werkte en voor veel mensen een
persoonlijke steun in moeilijke dagen nu voor een groot stuk
is verdwenen.
Toevallig kreeg ik enkele
dagen geleden een kopie van enkele brieven die mijn grootmoeder
naar mijn vader schreef toen hij was gemobiliseerd en de tweede
wereldoorlog voor de deur stond. Op dat ogenblik was hij vader
van twee kinderen en was mijn moeder zwanger van een derde.
Dat waren dus vreselijke momenten voor hem. Grootmoeder trachtte
hem in die brieven te troosten en als een eenvoudige maar
solide vrouw schrijft ze heel ontroerend. “Gelukkig, zo schrijft
ze op een bepaald moment, hebben we in deze ogenblikken ons
geloof als een troost en houvast. En we moeten op God vertrouwen
dat alles wel terecht zal komen.” Voor haar en voor mijn ouders
was hun geloof een basis of een vangnet om de zware schokken
van het leven op te vangen en te verwerken. Je kan alleen
maar met spijt vaststellen dat voor de meesten hier in België
deze houvast kwijt is. Ik ben ervan overtuigd dat dit onbewust
ook veel bitterheid heeft veroorzaakt. Het geloof als een
persoonlijke daad en geloof als een cultureel cement is verdwenen
zonder dat iets anders in de plaats kwam. Ik ben het daarom
eens met de analyse van prof. Guido Van Heeswijck in zijn
boek ‘Voorbij het onbehagen. Ressentiment en christendom’.
Dit wegvallen van een samenhang en het verlies van perspectief
heeft geleid tot een fragmentering van het leven, tot het
terugduwen van mensen als monaden zonder een weefsel. Het
ressentiment, dat vandaag zo welig tiert in Vlaanderen en
dat de belangrijkste visvijver is voor extreem rechts, vindt
hier een belangrijke bron.
Daarom vraag ik mij af
of je zonder theatraal te worden zou kunnen zeggen dat deze
tijd verblind is? Is het zo dat wij, om het met de woorden
van de profeet Jesaja te zeggen, op klaarlichte dag met open
ogen rondlopen en in feite verblind zijn? Ik hou niet van
doembeschrijvingen die achteraf dienen om het geloof aan te
prijzen. En evenmin ben ik blind voor het zwakke alternatief
dat de Kerk op dit ogenblik biedt. En toch blijft me de vraag
achtervolgen wat op vandaag ontbreekt opdat we gelukkige mensen
zouden zijn.
De evangelist Johannes
vertelt zeer uitvoerig de genezing van een blindgeborene.
Het verhaal zit vol met dubbele boodschappen en maatschappelijke
doorkijkjes. Johannes neemt uitvoerig de tijd om zijn toehoorders
de tijd te geven om ook met zichzelf geconfronteerd te worden.
Vergevingszang nr. 416
Gebed: (H. Oosterhuis)
Soms breekt uw licht
In mensen door
Onstuitbaar
Zoals een kind
Geboren wordt.
Gedenk de mens
Die wordt genoemd
Uw kind uw koninkrijk
Uw licht.
Geen duisternis heeft ooit
Hem overmeesterd.
Gedenk ons
Die als Hij geboren zijn
Eens en voorgoed
Die uit uw mond
Uw naam hebben gehoord
Die moeten leven
In de schaduw van de dood
Hem achterna
Inleiding op de lezing
Twee tips zijn belangrijk
vooraleer we naar dit uitvoerige verhaal luisteren zoals opgetekend
door de evangelist Johannes. Allereerst was in de tijd dat
Johannes zijn evangelie schreef de uitsluiting begonnen van
christenen door de joden waarbij de groep van Farizeeën een
belangrijke rol speelden. Wie geloofde in Jezus als de Messias
werd religieus en maatschappelijk uitgesloten. In dit verhaal
voel je hoe Johannes met veel pijn dit ziet gebeuren. De man
die genezen is wordt door de verschillende cirkels waarin
hij leeft uitgestoten.
Tegelijk beschrijft Johannes
de worsteling van zijn volk met de theologische vraag: vanwaar
komt het kwaad? Meestal zei men dat als iemand ongeluk had
of ziek werd dit een straf was voor zijn zonden. Maar wat
doe je met iemand die blind is vanaf zijn geboorte? Er leefden
wel vage ideeën over wedergeboorte maar die hadden weinig
impact. Wie heeft dan schuld aan deze blindheid? Jezus geeft
geen verklaring maar ziet zo’n onheilssituatie als een moment
dat Gods helende kracht moet worden opgeroepen.
Evangelie: Johannes 9, 1 – 38
Lied nr. 26
Homilie
Na de verwoesting van
de tempel en het uitmoorden van de intelligentia door de Romeinen
in het jaar 70 was Israël als religieuze staat helemaal gedesoriënteerd.
Er waren geen religieuze leiders meer en het centrum van de
cultus was verwoest. Na enkele jaren van verwarring nam uiteindelijk
de volkse beweging van de Farizeeërs de leiding en reorganiseerde
men zich in Jamnia. Maar de reorganisatie, bedoeld als terugkeer
naar de zuivere leer, was ook een verrechtsing en groeiende
onverdraagzaamheid vooral naar de christenen. Tot dan had
men hen beschouwd als een loot aan de joodse stam, nu zag
men hen als verraders die moesten uitgestoten en vervolgd
worden. Voor de evangelist Johannes, zelf een bekeerde jood
die uiteindelijk ook verbannen wordt naar Patmos, was dit
een verschrikking. Met diepe pijn ziet hij hoe deze verarming
zich voltrekt Hij beschrijft daarom in dit genezingsverhaal
twee dingen. Allereerst het bekeringsproces dat iemand doormaakt
en waarbij hij geleidelijk vervreemd raakt van de cirkels
waarbinnen hij leeft: zijn buren, zijn ouders, de synagoge
waar hij deelnam aan het gebed, en zo zijn volk. Pas aan het
einde van het verhaal ontmoet de blinde Jezus zelf en heeft
de echte ontmoeting of bekering plaats. Zijn blindheid was
geen gevolg van een misstap, maar een moment van lijden en
ongeluk waarin God handelend optreedt. Maar het tweede aspect
is voor Johannes veel belangrijker: hij beschrijft in één
beeld wat het betekent christen te zijn. De sleutel om dit
te weten zit in het bevel:” Ga je wassen in de bron van Siloam.”
Jezus doet wat de meeste genezers in de Oudheid deden: Hij
doet speeksel op de ogen omdat men geloofde dat speeksel medicinale
kracht had. Maar het bevel om zich te drenken in de Siloam-bron
is speciaal. Heel bewust voor het wie niet zou weten voegt
Johannes eraan toe: dat betekent ‘Gezondene’. Anders gezegd,
en dat is typisch voor het evangelie van Johannes, het gaat
hier om een symbolisch verhaal of een verhaal met een dubbele
bodem. Want de Gezondene bij uitstek is Jezus, Hij die als
aardse mens uiteindelijk komt van boven of van elders en zo
in deze wereld licht brengt.
Hier komen
we op een punt dat het ingewikkeld wordt. Wat is zich bekeren
tot Jezus of zichzelf christen noemen? Voor Johannes gaat
het om iets heel ingrijpend. Want van Jezus kun je zeggen
dat Hij een voorbeeld is dat je wil navolgen. Of je ziet in
Jezus een wijze leraar die ons richtlijnen geeft om goed te
leven. Je kan in Hem een genezer zien. Maar in al die gevallen
blijft er een afstand tussen jou en de Christus. Je ziet Hem
slechts vanuit een beperkt perspectief. Christen wordt je
maar volgens Johannes indien je je wil wassen in de bron van
Siloam, van de Gezondene. Je moet m.a.w. helemaal doordrenkt
worden van zijn persoon. Er moet in jou een transformatie
plaats grijpen waardoor je een ander mens wordt. Sint Paulus
noemt dit: sterven aan de oude mens en opnieuw geboren worden.
Of nog: door het water van de doop ben je herboren tot een
nieuwe mens. Ik ben me goed bewust van het raadselachtige
in deze overtuiging, maar zo zagen de eerste christenen hun
bekering. Ook Nikodemus vroeg zich al af hoe dat nu moet gebeuren.
Je kunt toch niet van nul herbeginnen.
In die context groeiden
ook de sacramenten. Door de doop sterf je in zekere zin om
herboren te worden. De eucharistie is niet alleen een gebaar
waarbij we brood en wijn delen met elkaar, maar je identificeert
je met Christus die zich zo symbolisch te eten geeft. Door
het vormsel onvang je de Geest die je boven jezelf uittilt
om te delen in goddelijke kracht, enz. Ook bidden ziet Jezus
anders. Het eigenlijke gebed is niet een uiterlijk smeken
om gunsten, God ginder en wij hier, maar intreden in je binnenkamer
en je overgeven aan Gods wil om zo in ontzelving een anders
mens te worden. Sint Paulus roept daarom uit:“ Niet ik leef,
maar Christus leeft in mij”.
Wat ik hier dus veertien
dagen geleden zei over de verheerlijking van Jezus op de berg
Tabor, wordt zo doorgetrokken. De transformatie die Jezus
doormaakte, waarbij goddelijke kracht zich van Hem meester
maakte, gaat over naar iedereen die zich tot Hem bekeert.
En misschien dacht Johannes daarbij aan wat gebeurt in de
Paasnacht, wanneer mensen voor het eerst zich laten dopen,
of wanneer de reeds gedoopten hun doopbelofte vernieuwen
en zich tekenen met het water. Zingende gaat dan heel de gemeenschap
op weg naar een nieuwe identiteit. Allen worden dan helemaal
doordrenkt door de kracht die Jezus uitstraalde en blijft
doorgeven.
Toen Johannes zijn evangelie
schreef noemde hij zijn volk door en door verblind. Welke
betekenis kun je aan deze uitspraak geven vandaag? Tot echt
geloof komen en zich met heel zijn persoon in vertrouwen overgeven
is een opgave die in elke periode van de geschiedenis moeilijk
is. Maar misschien komt er voor ons iets extra bij. Meer dan
ooit is onze tijd de nadruk gaan leggen op de subjectiviteit
waarbij niet de totaliteit van de wereld zich aan ons opdringt
als zinvol, maar waarin wij zelf zin moeten ontdekken en als
enkeling zelf moeten uitvinden wat we de moeite waard vinden
om voor te leven. Zo’n sterk subject heeft moeite met overgave,
met een wereld van fantasie en symboliek want alles moet zeker
en rationeel doorzichtig zijn. Daarmee verbonden vind ik het
ook typisch voor deze tijd een tendens tot egalisering waarbij
men zijn uiterste best doet om deze Christus-figuur zo voor
te stellen dat atheďsten zich niet te veel storen, dat de
interreligieuze dialoog toch zeker niet zou stremmen of dat
zoveel mogelijk mensen zich in Hem zouden herkennen, enz.
Maar op die manier holt men zichzelf uit en blijkt nog eens
hoe weinigzeggend dit geloof nog is. Jezus vraagt van ons
geen fanatisme, zeker geen betweterij tegenover andere geloofsbelijdenissen,
maar wel een bereidheid om aan zich te laten gebeuren wat
ons tot andere mensen maakt. Misschien is dat de belangrijkste
uitdaging waar we in deze vastentijd voor staan.
Offerande:
We bouwen verder aan de
kookpot en drukken zo onze solidariteit uit met het moedige
volk in Congo. Vandaag zetten we de schepper in de pot.
Na de communie: lied 653: “Zij die stom
zijn, ver heen –koud, steen in steen”
|