12 juni 2005: 11e zondag
Gezonden om in deze tijd de Blijde Boodschap te
brengen
(Mattheüs 9,35-10,12)
Marcel Braekers
Openingszang nr. 513: Wat altijd is geweest,
het waaien van de geest
Inleiding
Je voelt aan veel dingen dat we
in onze Kerk in een overgangsfase zitten. De herschikking van onze
kapel is daar slechts één uitdrukking van. De Deens, Amerikaanse
psycholoog Erik Erikson sprak in dat verband over het belang van
‘een moratorium’. Hij vond als psycholoog dat pubers recht hebben
op een moratorium, omdat ze op zoek zijn naar de rollen die ze als
volwassene te vervullen hebben. In die periode van overgang moeten
ze kunnen uittesten, zich vergissen, aan iets beginnen en het weer
stoppen zonder dat de blik van de volwassenen hen daarbij moet hypothekeren
en vast leggen.
Maar ook een collectiviteit in overgang heeft
recht op zo een moratorium. De Westerse samenleving, de Europese
gemeenschap na het ‘neen’ aan het handvest, Vlaanderen, de kerkgemeenschap
van Vlaanderen, allemaal zitten ze in een overgang. Ik hou het liefst
bij die laatste. Willen we voor de toekomst een frisse, krachtige
en inspirerende identiteit opbouwen dan is het belangrijk zichzelf
een moratorium te gunnen. Dat houdt in dat men als volwassenen zich
de tijd gunt dat iets kan groeien, dat men ruimte geeft voor experiment,
dat nieuwe ideeën groeien en men in openheid daarbij kan overleggen.
Op beleidsniveau gaat het in omgekeerde richting.
Eerst werd het nijpend priestertekort opgevangen door de groep van
terugkerende missionarissen, daarna groeide de idee van de gebedsdiensten
maar altijd nog met de symbolische lege stoel van de afwezige priester,
maar sinds enkele maanden hebben verschillende bisdommen uitdrukkelijk
nieuwe beleidslijnen uitgezet en kiest men voor een beperkt aantal
plaatsen waar een gewijde priester de eucharistie voorgaat. Zo hoopt
men de kerkgebouwen toch vol te krijgen, blijft het sacramentele
gehandhaafd en hoopt men toch nieuwe priesterroepingen te werven.
Dat daarmee ook lokale gemeenschappen worden vernietigd en dat de
relatie tussen het dagelijkse leven van die gemeenschap en de Blijde
Boodschap onderuit wordt gehaald is ondergeschikt daaraan.
En toch hebben we recht op dat moratorium. Wellicht
kunnen sommige gemeenschappen zich in dat opzicht meer permitteren
dan vb. een parochie met haar territoriale structuur. Daarop zou
ik in deze viering wat dieper willen ingaan, aansluitend bij enkele
bijzondere vieringen hier in de kapel, en aansluitend bij het evangelie
van vandaag over de zending van de twaalf apostelen.
Lied nr. 107: Kyrie eleison
Gebed
“Verkondig op je tocht:
het koninkrijk der hemelen is op handen.
Genees zieken,
Wek doden op,
Maak melaatsen rein,
Drijf demonen uit.”
Zo hebt Gij, Jezus, gesproken tot uw leerlingen.
Zend daarom ook ieder van ons
Om uw tederheid en menlievendheid door te geven.
Geef ons de kracht
De hemel op aarde te brengen
En elkaar te dragen in liefde en overgave.
En blijf bij ons
Opdat die taak ons niet te zwaar valt
En Gij kunt worden: Alles in allen.
Lezing uit het evangelie van Mattheüs 9, 35 – 10,12
Lied
nr. 601: Zoals Ik zelf gezonden ben
Homilie
Tijdens mijn vakantie nam ik twee
zondagen deel aan de eucharistie: op sacramentszondag was ik in
de abdij van Sénanque waar op een tijdloze manier en met een overdaad
aan symbolen en gezangen het heilige werd opgeroepen. De zondag
daarop ging ik naar de parochiekerk waar net de jongeren hun plechtige
communie vierden en met kaarsjes in de hand zwaaiend onder gitaarbegeleiding
zongen “dat ons vurig vlammetje nooit mag doven”. Dat alles omkaderd
door digitale camera’s en aanhoudend geroezemoes. Vandaag zitten
wij hier rond deze lange tafel en vieren op onze eigen manier de
helende aanwezigheid van God in ons leven van elke dag.
Heel deze verscheidenheid is maar mogelijk, omdat
er overal mensen zijn die zich op heel verschillende manieren gezonden
weten en zich laten inspireren en dragen door de leven gevende Geest.
De monniken afstandelijk, wat etherisch, terwijl in de parochie
op mijn vraag of ik erbij kon een organisator mij hartelijk uitnodigde:
“Mais évidemment. Nous formons tous une grande famille”.
Zo inspireert de Geest tot vele gemeenschappen en vele identiteiten,
nu eens heel priesterlijk of monachaal dan weer gedragen door enthousiaste
leken.
Maar, zult u misschien tegenwerpen, het evangelie
van deze zondag toont toch aan dat Jezus niet zomaar iedereen zendt,
maar twaalf apostelen kiest en enkel aan hen de macht geeft. Heeft
dus het kerkelijk beleid toch gelijk dat ze zo strikt houden aan
deze traditie van gewijde mannen die gemeenschappen leiden? Welnu
zo eenvoudig ligt het niet met deze tekst.
Als Matteüs spreekt over twaalf apostelen dan
heeft hij daarmee duidelijk een bedoeling. Hij schreef immers voor
joodse gemeenschappen die zich tot het christendom hadden bekeerd.
In hun denkwereld intredend noemt hij het getal twaalf daarmee verwijzend
naar de twaalf stammen van Israël. Want, zo denkt hij, hier groeit
het nieuwe Israël (bij Lucas is er vb. sprake van 72 gezondenen).
Daarom ook zegt Matteüs niet naar de heidenen te gaan, want tussen
de afgescheurde Samaritanen en de joodse gemeenschap was een diepe
kloof. Terwijl in het Lucas-evangelie precies de barmhartige Samaritaan
wordt geprezen. En in Handelingen 1,8 staat dat de Heilige Geest
aan iedereen wordt gegeven die wordt gedoopt en uitdrukkelijk staat
er dat men de blijde boodschap moet uitdragen in Judea, Samaria
en tot in de uithoeken van de wereld. Anders gezegd: iedereen wordt
geroepen om zoals Jezus het Grote Nieuws te verkondigen en door
te helen en te genezen aan te tonen wat dat blijde van die boodschap
concreet kan betekenen.
Maar moet je toch niet voldoen aan bijzondere
kwaliteiten om die zending waar te maken? Moet je niet gestudeerd
zijn, heb je wel de gave van het woord, kun je een debat voeren,
heb je wel leiderskwaliteiten? Kijk daarbij eens naar het stelletje
dat Jezus kiest. Welke criteria zou Hij wel hebben aangelegd? De
rabbijnen kozen meestal de meest verstandige en degene die het sterkst
was in de discussie omtrent details van de Wet. En Jezus’ leerlingen?
Twee keer twee broers zijn arme, ongeletterde vissers, een ander
is een collaborateur met de Romeinen, één zit in het gewapend verzet,
een ander zal Hem later verraden. Blijkbaar koos Jezus op een heel
andere basis. Misschien had Hij maar één norm: of ze bereid waren
te leven en te spreken zoals Hijzelf deed. Dus moet je niet menen
er een persoonlijke carrière mee uit te bouwen. Je moet leven in
alle eenvoud zoals degenen voor wie je spreekt, je vooral bekommeren
om wie treuren, onrecht en vernedering doormaken. Je moet mensen
weer de intensiteit van het leven laten aanvoelen. Je moet hen kunnen
binnenbrengen in de grote Stilte waarin God tot hen spreekt. Je
moet hen leren zich toe te vertrouwen aan elkaar en daarbij elkaars
verschillen te respecteren. Zo zullen verschillende gemeenschappen
groeien, omdat elke gezondene andere accenten zal leggen. Zo groeien
vanuit verschillende charisma’s andere vormen van engagement. En
laten we in ’s hemels naam toch niet bekommerd zijn: de Geest zal
dit alles samenvoegen. Allen vormen wij in grote verscheidenheid
dat éne lichaam dat Christus is.
Luister als afsluiting van deze woorddienst naar
één van die vele mooie teksten van de eerste grote theoloog: Paulus
1 Korintiërs 1, 26-2,5.
Na de communie 616: Zingt een nieuw lied voor God
|