15 augustus 2005:
Maria opgenomen in Gods oneindigheid
Pater Marcel
Braekers
Openingszang nr. 610: Hoort hoe God met mensen omgaat
Inleiding
Hoor hoe God met mensen omgaat, hoe Hij tot Maria kwam,
die Hij van het woord vervulde eens beloofd aan Abraham. Gisteren
en ook vandaag staan we wat langer stil bij de figuur van
Maria zoals ze ter sprake komt in de bijbel, zoals ze geleefd
heeft in de traditie en steeds nieuwe gezichten krijgt volgens
de tijdsgeest.
Lisette heeft gisteren vooral het aspect moederschap uitgewerkt,
Maria als degene die misschien wel met pijn en vele vragen
moest meemaken hoe haar zoon zijn eigen, soms onbegrijpelijke
weg ging door dit leven. Het is één van de vele plaatjes die
je bij deze figuur kunt tekenen.
In de Oudheid en in de orthodoxe kerk is zij de theotokos,
degene die een God-Zoon baart, later werd ze zoals in het
beeldje op het altaar de sedes sapitentiae, de oermoeder
die staat aan het begin van alle leven. In de tijd van hoofse
minne werd ze de maagd, de verfijnde en gecultiveerde afgebeeld
in een prachtig interieur, lezend in een boek. In de tijd
van de barok werd ze de weelderige moeder, enz.
Iedere tijd creëerde vanuit eigen behoeften met de schaarse
bijbelse gegevens een eigen beeld. Wat zoeken we daarbij eigenlijk
en raakt ons dikwijls zo diep zonder dat we kunnen verklaren
waarom: Is het dat eeuwige heimwee, dat onstilbaar verlangen
naar geborgenheid, de bescherming tegen het brutale soms ongenadige
levenslot? Of zoals veel gelovigen in de Derde Wereld die
kracht zoeken in hun verdrukte en vernederde situatie en haar
daarom aanroepen?
De bijbel tekent haar vooral als hoorster van Gods Woord.
Iemand die zo intens luistert dat ze direct volbrengt wat
wordt gevraagd, iemand in wie het Woord is vlees geworden.
Laten wij in deze viering ons met heel ons hart openstellen
zodat ook in ons dit troostende en opwekkende Woord mag mens
worden.
Gebed
U groeten
wij, Maria, begenadigde,
Die troont in stille wijsheid
Die luistert naar de klacht van de verdrukten
Die in overgave en vertrouwen meegaat met het bevrijde volk.
Mochten wij zoals gij Gods woord horen
En het bewaren in ons hart;
Mochten wij zoals gij hopen en uitzien
Doorheen een veranderende tijd:
Wachtend en wakend opdat
Gods genade ons mag optillen en thuis brengen.
De
volwassen vrouw
Dat
alles stond op haar en was de wereld
En stond op haar met alles, angst en genade,
Zoals bomen staan, groeiend en rechtop,
Geheel beeld en beeldloos als de Ark des Verbonds
En feestelijk, als op een volk geplaatst.
En zij verdroeg het; droeg tot boven toe
Het vliegende, ontvliedende, verwijderde,
Het ontzaglijke, nog niet geleerde,
Gelaten als de waterdraagster
De volle kruik. Tot midden onder het spel,
Veranderend en op iets anders voorbereidend,
De eerste witte sluier, zacht glijdend,
Over het open aangezicht viel
Haast ondoorzichtig en zich nooit meer verheffend
En ergens op alle vragen haar
Slechts één antwoord vaag teruggevend:
In jou, jij die kind geweest bent, in jou.
( vertaling: Paul Claes)
|
Die Erwachsene (R.M. Rilke)
Das
alles stand auf ihr und war die Welt
Und
stand auf ihr mit allem, Angst und Gnade,
Wie
Bäume stehen, wachsend und gerade,
Ganz Bild und bildmos wie die Bundeslade
Und feierlich, wie auf ein Volk gestellt.
Und sie ertrug es; trug bis obenhin
Das Fliegende, Entfliehende, Entfernte,
Das Ungeheuere, noch Unerlernte
Gelassen wie die Wasserträgerin
Den vollen Krug. Bis mitten unterm Spiel,
Verwandelnd und auf andres vorbereitend,
Der erste weisse Schleier, leise gleitend,
Über das aufgetane Antlitz fiel
Fast undurchsichtig und sich nie mehr hebend
Und irgendwie auf alle Fragen ihr
Nur eine Antwort vage wiedergebend:
In dir, du Kindgewesene, in dir.
|
Lied
van Maria
Mijn
ziel maakt groot de Heer
Mijn geest juicht voor God mijn Bevrijder
Omdat Hij mij heeft gezien
In mijn duisternis, in mijn vernedering.
En van nu af
Prijzen mij alle geslachten gelukkig
Want wonderen, ontzagwekkend, deed Hij aan mij,
Onweerstaanbaar, gezegend zijn Naam.
En zijn ontferming van geslacht tot geslacht
Komt over allen die Hem bekennen.
Hij verzamelt zijn kracht,
Heft zijn armen omhoog
Breekt de plannen van de hoogmoedigen
Haalt de tyrannen neer van hun tronen
Tilt de vernederden op.
Hongerlijders zal Hij verzadigen
Rijken, leeg stuurt Hij ze heen.
Hij houdt overeind Israël, zijn jongen,
Hij gedenkt zijn ontferming:
De belofte aan onze voorouders
Wat Hij toe heeft gezegd
Abrahamen Sarai en hun kinderen
Tot op vandaag. (vertaling:
H. Oosterhuis)
Homilie
Gedichten die hun diepere betekenis niet onmiddellijk prijs
geven, hebben altijd op mij een bijzondere fascinatie uitgeoefend.
Al puzzelend en zoekend ontdek je dan steeds intenser wat
in en tussen de woorden verborgen ligt en zich slechts geeft
door zorgzame aandacht.
Dit gedicht van Rilke ‘Die Erwachsene’, ‘de volwassen
vrouw’ is slechts een voorbeeld in zijn werk. Waarom dit gedicht
lezen op het hoogfeest van Maria?
Blijkbaar gaat het gedicht over een meisje dat groeit tot
een volwassen vrouw via een bijzondere ervaring. Dat is de
spanning tussen de titel en het laatste vers. De vrouw schijnt
een soort van oermoeder te zijn staande aan het begin van
het leven. Op haar rustte een hele wereld, zegt de tekst,
zoals bomen staan, groeiend en rechtop. Kortom stevig verworteld
in de grond waarop ze staat.
Dan geeft de tekst een eerste geheim prijs: ‘als de Ark
van het Verbond’. In de litanie van Maria wordt zij genoemd
‘ark van het verbond’. Het is een titel die de kerkvaders
haar gaven. Zoals de Ark de tafelen van de Wet bevatte en
door de Israëlieten ten hemel werd getild (Exodus 29,27),
zo droeg Maria de nieuwe wet, Jezus Christus. Zij droeg hem
niet alleen negen maanden in haar buik, maar, zo staat in
de tekst, tot boven toe, tot op Golgotha.
De vraag is of Rilke hier inderdaad Maria bedoelde of gewoon
dacht aan de vrouw als oermoeder. De twee sluiten elkaar niet
uit, maar lees je het vanuit deze religieuze bril dan worden
allerlei kleine details duidelijk. Heel de wereld rust op
haar in angst en genade, zegt de tekst. Precies zoals ook
de engel tegen Maria zei: vrees niet want je hebt genade gevonden
in Gods ogen. En in een ander gedicht uitdrukkelijk gewijd
aan Maria schrijft Rilke: ‘Gij echter zijt de boom’, bedoeld
is ‘de levensboom’ symbool van alle leven en samenleven.
Zo krijgt ook de tweede strofe een eigen betekenis. Maria
draagt niet alleen haar kind, ze verdraagt ook dat het zijn
eigen weg gaat en ze draagt hem tot op het kruis. Deze ontvliegende,
verwijderde, nog niet geleerde. Allemaal woorden om Christus
te benoemen zonder Hem direct een naam te geven. Ze droeg
zoals de waterdraagster haar kruik. Het herinnert aan Rebecca,
die het hart van Jakob veroverde toen ze met een kruik water
kwam putten. Ook zij werd in de traditie geduid als een voorloopster
van Maria.
Toen viel de witte sluier over haar, verwijzend naar een
gebruik in het Oosten dat een meisje na de eerste menstruatie
een sluier droeg, die alleen door de bruidegom mocht worden
weggenomen. Maar in dit geval is er geen echte bruidegom,
de sluier symboliseert het mysterie dat Maria heel haar leven
met God zal delen. Zelf zal ze om alles wat met haar en haar
zoon gebeurt slechts dat ene vage antwoord krijgen: ‘In jou,
jij die kind geweest bent, in jou’. Het is een mystiek einde
zoals ook heel het gedicht baadt in een sfeer van mysterie.
Waarom zou Rilke zo raadselachtig willen blijven en
spreekt hij op een ontwijkende manier? Misschien wilde hij
een gedicht schrijven dat je als een religieus eerbetoon kunt
lezen aan Maria, maar dat ook geldt voor elke vrouw die staat
aan de bron van het leven. Mij spreekt deze stijl zo bijzonder
aan, omdat het niet direct willen spreken over God, Jezus
Christus en Maria ruimte laat en we niet vervallen in ‘dat
weet ik allemaal reeds’. Het uitstel van de woorden, het cirkelen
om het gebeuren creëert zo een sfeer van mysterie. ‘Le mystère est quelque chose à quoi je participe’ schreef Gabriel
Marcel. Door
alle clichés te vermijden opent Rilke een geheimvolle, mysterieuze
ruimte waarin ik deelgenoot wordt van Maria’s leven.
Iedere tijd maakt zich een eigen voorstelling van Maria
zoals ik reeds in de inleiding zei. Vanuit mijn eigen zijn
en levend in deze tijd achtte ik dit gedicht zo bijzonder
omdat er een proces van gelovig toevertrouwen wordt beschreven
en wel op een bijzondere manier. Een kind dat meisje en vrouw
wordt en zo lijfelijk meemaakt hoe in dit leven het goddelijke
en menselijke met elkaar vergroeien. Zo gebeurt in haar wat
wij hopen allemaal te mogen doormaken: een rijping, een verstillende
ontvankelijkheid, opdat het Woord ook in ons vlees mag worden.
|