26 november 2006: Laatste zondag van het kerkelijk jaar
Christus de gestalte van God
Marcel Braekers
Intredelied 410:
“Christus, de gestalte van God,
beeld en gelijkenis van zijn heerlijkheid”
Inleiding
Zondag begint de
Advent en staan we vandaag aan het einde van het kerkelijk
jaar, meestal genoemd het feest van Christus Koning.
Het woordje ‘koning’ is reeds oubollig, maar ook de
idee van een Christus als een koning die heel de kosmos
beheerst is ons vreemd geworden.
In het orthodoxe
christendom spreekt men van de Pantokrator,
letterlijk vertaald de Albeheerser, maar kijk je naar
de iconen waarop ze Hem afbeelden dan krijg je een heel
andere indruk.
|
 |
U ziet hier in kleuren
een afbeelding zoals Christus meestal wordt voorgesteld:
Christus wordt voorgesteld ofwel tot het middel ofwel zittend
op een stenen zetel terwijl Hij de toeschouwer recht in de
ogen kijkt.
Alles op deze afbeelding
is afgestemd op de idee dat in deze figuur het goddelijke
en menselijke samenkomen. Vandaar dat Christus twee vingers
gestrekt houdt (goddelijk en menselijk tegelijk) en de drie
overige vingers worden samengehouden in één punt als beeld
van de Drievuldigheid. Daarbij is Christus deels in het rood
(goddelijkheid) en het groen of blauw-groen gekleed (menselijkheid);
Ook het aureool rond het
hoofd wijst in die richting. Er zijn weer twee randen en in
het aureool is geschreven Ho Oon, de Zijnde of Hij die
is. Zoals Jahwe ook tegen Mozes zei in het brandende braambos.
Het bijzondere van deze
afbeelding is dat ze nooit dominant is, maar een mengeling
van bescheidenheid en stilte. Christus houdt trouwens geen
scepter vast zoals een heerser doet, maar het Boek van de
Bijbel. In sommige afbeeldingen is het boek geopend en kan
men het begin van het Johannes-evangelie lezen; “Vanaf het
Begin was het Woord”.
Vandaag, op deze laatste
zondag van het kerkelijke jaar keren we terug naar de kern
van ons geloof rond de figuur van Jezus de Christus. Hoe kon
deze mens een synthese bewerken tussen het goddelijke en menselijke?
Hoe is het mogelijk dat in één enkel persoon deze versmelting
kon plaats hebben en Hij zich tegelijk aan ons aanbiedt als
nederigheid en stilte? Alsof het hoogste en het allerminste
elkaar hebben ontmoet en zich aan elkaar in stilte hebben
gegeven zonder een zweem van ijdelheid. Is het dat niet dat
wij altijd weer feestelijk gedenken: dat ons menselijke leven
met zijn zorgen en vragen doordrenkt is van goddelijkheid
en dat wij gaan gelijken op Hem als wij zijn weg gaan? Wij,
zijn geliefde zusters en broeders, staande op de rand van
onze alledaagsheid wachtend op het Licht dat ons aanstoot.
Lied 504: “Licht dat ons aanstoot in de
morgen”
Gebed –
Zie ons hier bijeen en
gedenk ons:
Gezaaid onder de mensen,
Klein en gering.
Maar Gij wacht onze vruchten,
Zult onze levens oogsten en onze daden bewaren.
Zie ons en gedenk ons
En laat uw Naam onder ons leven,
Waar wij twijfelen en menen dat uw licht dooft;
Waar onze toekomst lijkt te sterven,
Vat dan onze hand en wek ons tot leven.
Zo wachten wij U tot wij U kennen. (S.
de Vries)
Inleiding op de lezing
De profeet Daniël ziet
in een visioen hoe koninkrijken komen en verdwijnen en menselijke
macht verpulvert tot niets ook al kan ze anderen tiranniseren.
Uiteindelijk zal een mensenzoon aankomen, die de wereld de
wet van zachtheid en gerechtigheid wil tonen.
Daniël 7, 1-7;9-14
Refrein (op los blad)
Filippenzen 2, 1-11.
Refrein
Homilie
Hij
die de gestalte van God had
Hield zijn gelijkheid
aan God niet vast
Maar deed er afstand van.
Hij nam de gestalte aan van een slaaf
En werd gelijk aan een mens.
En als mens verschenen heeft Hij zich vernederd
En werd gehoorzaam tot de dood – de dood aan het kruis.
Deze korte hymne van Paulus
heeft een grote rol gespeeld in de manier waarop men later
over Jezus ging denken. De traditionele uitleg, die ook op
het eerste zicht het meest voor de hand ligt, is deze: Jezus
leefde als een goddelijke persoon, maar besloot op een bepaald
moment zichzelf te vernederen door een mensengestalte aan
te nemen en als een slaaf te leven. Om het in de kleuren van
de icoon te zeggen: de rode, goddelijke Christus sloeg een
groene menselijke mantel om. Heel zijn aardse optreden moet
je dan begrijpen als het telkens doorbrekingen van het aardse
en alledaagse dankzij zijn goddelijke macht.
Hoe eenvoudig en helder
de uitleg ook is, toch klopt hij waarschijnlijk niet. Want
Paulus gebruikt in zijn brief deze korte hymne om vanuit zijn
Joodse achtergrond de figuur van Jezus te beschrijven. Over
die Jezus zegt de tekst: ‘dat hij de gestalte van God had’
en daarbij denkt Paulus aan het boek van de Schepping waar
staat dat de mens geschapen is naar het beeld van God. Dé
mens, Adam, was door God geschapen naar zijn evenbeeld, staat
in de tekst, maar de mens heeft zich hoogmoedige en zelfgenoegzaam
gedragen alsof hij God was. Jezus daarentegen ging de weg
van de gehoorzaamheid en eenvoud. Paulus plaatst met andere
woorden tegenover Adam, de oude mens, Jezus of de nieuwe mens.
Hij was geen God die eventjes zijn identiteit aflegde en enkele
jaren voor mens kwam spelen, maar de eigenlijke mens. En zo
wordt ook het vervolg van de hymne duidelijk: “Daarom heeft
God Hem hoog verheven”. Niet Hij zelf deed dit. Het was
Gods kracht die Hem doordrenkte en groot maakte.
Precies omdat Jezus een
weg van nederigheid en eenvoud ging (zoals de Dienaar van
Jahwe in de profetieën van Jesaja) was er een ruimte waarin
God in Hem kon werken en werd Jezus voor ons de Christus.
Alles wat Jezus heeft gezegd en gedaan getuigt van deze ruimte
gevende openheid.
Zo wordt in een tekst,
die reeds voor de brieven van Paulus bestond, bezongen hoe
Jezus aan de aarde en aan ons leven een nieuwe zin heeft gegeven.
En wij zingen deze hymne
aan het einde van het kerkelijke jaar als lofzang voor Hem
en als opdracht voor onszelf. Niet je prestaties, niet wat
je hebt of bent of meent te zijn, maakt je leven waardevol.
Ons leven is vluchtig en van een wegstromende schoonheid,
onze liefde een machteloos grijpen naar elkaar in een eeuwig
hopen om thuis te komen. Wat geeft aan ons leven dan die diepte,
ongeacht of het tijd kreeg om open te bloeien of tot presteren
in staat was, normaal of gestoord was? Terugkerend naar de
hymne over Jezus zou ik zeggen: alleen de mens die zichzelf
ontledigt, die zich op geen enkele manier een aureool wil
aanmeten, en die in dit leeg worden en afleggen van alle verwaandheid
ruimte laat om doordrenkt te worden door een kracht die hem
gegeven wordt, ontdekt de echte waarde. Biddend onze zo gekoesterde
eigenmacht uit handen geven en een leegte scheppen waarin
ons verlangen tijd krijgt om te rijpen. Een weg gaan van loslaten
en overgave om zo vanuit een ontvangen kracht uiteindelijk
voor anderen bevrijdend zijn. Dat is de weg die Jezus ons
toont.
Na de communie lied 503: “Gij zijt voorbijgegaan, een
steekvlam in de nacht”
|