18 november 2007 : 33°zondag
- over standvastigheid (Lc. 21, 5 – 19)
Marcel Braekers
Openingszang 6: “Hoe
is uw naam, waar zijt Gij te vinden?” (psalm 103)
Begroeting
In de natuur zoals die
hier op de Filosofenfontein kwistig ligt uitgestrooid zie
je hoe de dingen naar een eindpunt gaan. De bloemen zijn uitgebloeid
en laten enkel nog wat verdorde stelen achter. Beuken en eiken
lijken in te slapen nadat ze in een dronken overvloed van
kleuren afscheid namen van een voorbij seizoen. Enkele weken
geleden herdachten we onze doden en het memento mori omtrent
onszelf blijft als een stille gedachte in de lucht hangen.
Ook liturgisch gaan we naar het einde van het kerkelijke jaar.
Volgende zondag is het feest van Christus de synthese en hoop
van alles wat we verwachten. Vandaag en bij het begin van
de Advent worden teksten voorgelezen over de eindtijd. Daarmee
sluit men een periode af, maar opent men tegelijk reeds een
perspectief naar de menswording van God. Concreet gaat de
tekst van vandaag over de verwoesting van Jeruzalem, over
de strijd tussen de wereldmachten van die tijd en over de
gewone mensen, die altijd weer de tol moeten betalen in deze
conflicten. De lezing eindigt met een merkwaardig besluit:
“Door standvastigheid zul je je leven redden.” Deze zin greep
me in zijn krachtige eenvoud zodanig aan dat ik er heel de
Woorddienst rond heb opgebouwd. Wat bedoelde Lucas toen hij
deze woorden in de mond van Jezus legde? En kan zo’n ouderwets
woord als ‘standvastigheid’ een relatie krijgen met ons levensgevoel
dat vooral getekend is door ongedurigheid en onrust?
Lied 110: “Over de mensen,
over de wereld”
Gebed
Als uit uw hand
Ontvangen wij het leven
En als gegeven
Weten wij ook deze dag.
Als daglicht voor mensen
Verschijnt ons uw liefde;
Als de zon
Gaat uw trouw over ons op.
Wees dan deze dag
Als een licht op ons pad.
Bidden wij
Voor wie de nieuwe morgen
Geen vreugde is,
De dag die komt
Niet meer dan grijze leegte,
Omdat er niemand op hen wacht
Omdat het verdriet van gister
Drukkend blijft hangen,
Omdat zij liever niet leven.
Laat ons niet
In zelfgenoegzaamheid
En eigen tevredenheid
Aan hen voorbij gaan;
Geef ons de kracht
De wolken van hun verdriet
Te doorbreken. (S. de Vries)
Inleiding op de evangelielezing
We schrijven het jaar 70.
“Vanuit zijn verblijfplaats in het Romeinse legerkamp ziet
Flavius Josephus dat de Olijfberg – eens zo rijk aan olijfbomen
– een trieste en troosteloze heuvel is geworden… Het gehele
gebied is met de grond gelijk gemaakt… Begin augustus wordt
Jeruzalem eindelijk ingenomen na bloedige verliezen aan beide
zijden. De soldaten dringen de stad binnen en de strijd om
het tempelcomplex wordt ingezet. Op 19 augustus slingert één
van de legioensoldaten een brandende fakkel in de vertrekken
rondom het Heilige der heiligen, die onmiddellijk vlam vatten.
…Als brandende fakkels rennen enkele priesters uit het heilige.
Soldaten banen zich een weg over duizenden lijken. ‘De tempel
brandt. De tempel brandt’ gillen enkele Levieten. De Joden
slagen er niet in de brand te blussen. Na enige tijd is de
eens zo schitterende tempel van Herodes een zwartgeblakerde
puinhoop. Slechts de gouden kandelaren en de tafel der toonbroden
kunnen uit de vuurzee gered worden. Plunderend trekken de
soldaten door de nauwe straatjes van Jeruzalem. Vrouwen worden
verkracht en jonge meisjes als slavin meegenomen. Via de platte
daken vluchten de bewoners de stad uit. Ook op het platteland
zijn de Joden niet veilig en weldra vullen onafzienbare rijen
vluchtelingen de smalle wegen om in de bergen een veilig onderkomen
te vinden. Titus geeft opdracht de gehele stad met de grond
gelijk te maken. Slechts een gedeelte van de westelijke muur,
drie torens van het paleis van Herodes en een aantal huizen
in het zuidwesten van de stad worden gespaard… Alleen de vesting
Massada bij de dode Zee is nog in Joodse handen. Jeruzalem
is verwoest, de tempeldiensten zijn ten einde en het joodse
volk is verbijsterd.”(Cfr. www.Bijbelseplaatsen.nl)
Het is tegen deze achtergrond
dat je de evangelielezing van vandaag moet beluisteren.
Lucas 21, 5 – 19
Lied 632: “Als regen
die de aarde drenkt”
Homilie
‘Red je leven door standvastigheid.’
Deze woorden klinken als een ongelofelijk, misschien zelfs
ongeoorloofd besluit aan het einde van deze klaagzang over
de vernielde stad Jeruzalem. Hoe nog te spreken over stand
houden, over moedig zijn als geweld alles wat liefde en geborgenheid
biedt, vernietigt. Kun je tegen vluchtelingen in Soedan, Zuid
Congo of waar ook zeggen van wie men alle omhullende, geborgenheid
gevende thuis heeft vernietigd? Kun je dit zeggen tegen jongeren
die hier wekelijks om psychische hulp vragen, omdat volwassenen
door misbruik hun innerlijke identiteit hebben vernietigd?
Standvastigheid.
En nochtans wist Lucas
waarover hij schreef en welke verschrikkelijk woorden hij
in de mond van Jezus legde. Niet alleen Jeruzalem was verwoest,
heel het land was door elkaar geschud. De achtergebleven groep
van Joden (meestal de ouderen, de kreupelen en de kinderen)
trachtte zich te reorganiseren en een nieuw fundament voor
hun geloof op te bouwen nu de tempel en zijn eredienst waren
weggevallen. Vanuit een verlangen naar zuiverheid en misschien
ook door diep schuldgevoel gedreven (was dat alles weer niet
een straf?) keerde men zich ook tegen de christenen, die nu
op hun beurt werden vervolgd. Dat is de context waarin Lucas
deze uitspraak in de mond van Jezus legt: ‘Red je leven door
standvastigheid.’
Het Griekse woord dat de
Bijbel gebruikt (hupomonè) was reeds bekend bij de
Stoïcijnen. Het betekende voor hen ‘moedig standhouden’, ‘niet
wijken voor overmacht’, ‘de pijn verbijten als je gewond bent’,
enz. De Bijbel gebruikt ook dit woord maar geeft er een totaal
andere betekenis aan. De klemtoon ligt daarbij niet op de
sterkte van het Ik, maar verschuift naar God. Wat in Bijbel
altijd terugkeert, is de gedachte dat je standvastig kunt
zijn door je hoop op God te richten. Hupomonè of standvastigheid
betekent dan eerder: ‘verwachtend uitzien’, ‘geduldig wachten
in standvastig vertrouwen op God’.
In psalm 27 staat:
Wie zou ik zijn als
ik er niet op had vertrouwd,
De goedheid van de Heer te genieten in dit land van de levenden?
Wacht in vertrouwen op de Heer met een dapper, standvastig
gemoed;
Wacht in vertrouwen op de Heer.
In dat verband wijst men
altijd naar Job, de man die alles was verloren en tegen alle
theologische betweterij in vertrouwend bleef wachten op God.
Sint Paulus komt herhaaldelijk in zijn brieven erop terug
hoe die standvastige hoop Christus alles deed verdragen en
hoe ook voor de christenen die deugd daarom belangrijk is.
Moge de Heer uw wil en verlangen richten op de liefde voor
God en de standvastige trouw aan Christus, schrijft hij
aan de christen van Tessalonica.
Doorheen heel de Bijbel
komt deze gedachte - of beter is het te zeggen - die oproep
terug: blijf in moeilijke momenten vertrouwen, blijf hopend
uitzien, want uiteindelijk wordt ons leven gedragen door Gods
trouw. Zijn standvastigheid naar deze wereld moet het fundament
worden om opnieuw vertrouwen in onszelf te krijgen.
Deze gedachte waarbij men
het perspectief omkeert en sterkte omschrijft vanuit de niet
aflatende zelfgave van God heeft voor mij een grote actualiteit
als ik in mijzelf en rondom mij kijk. Sta mij toe om een greep
te doen in de zak van alles wat ons benauwt. Op wereldvlak
spreken de Amerikanen over de as van het Kwaad. En mocht het
bewind van Mousharraf in elkaar storten en de Taliban de macht
in Pakistan grijpen, dreigen ze ermee alle raketbasissen in
dat land te zullen vernietigen. In het Midden Oosten loopt
men over een uitzichtloos mijnenveld. Hoeveel mensen moeten
in dit welvarende land niet onder de armoedegrens leven? Waar
staat de wereldsolidariteit op gebied van levensmiddelen?
Hoeveel verdriet, hoeveel gemis kan een gewone mens wel aan?
Wat houdt ons nog overeind als onze geliefde ons ontvalt of
de zin van ons leven helemaal verduistert?
Een antwoord op al die
vragen bestaat er niet en het zou fout zijn om enkel maar
met de handen in de lucht te roepen om een mirakel. Men mag
van God geen marionettenspeler maken die de draden van ons
lot willekeurig zou vieren of inhalen. Deze aarde werd aan
de mens toevertrouwd en hij moet in vrijheid zijn verantwoordelijkheid
opnemen. Maar – en daar draait heel mijn betoog rond - daarbij
heb je een kracht nodig, een inspiratie, een vertrouwvol geloof
dat ons leven uiteindelijk door een hogere of diepere Kracht
wordt gedragen. Ik geloof niet dat het in Gods mogelijkheden
ligt om zomaar in deze wereld tussen te komen. Deze visie
op Gods almacht heeft voor veel misverstand en wrevel gezorgd.
Maar ik geloof wel dat als de mens buiten zijn vertrouwde
wereld kan steunen op een diepere kracht in zichzelf hij opnieuw
in staat is het leven op te nemen en tegen alle logica in
te vechten voor recht en gerechtigheid.
Aan het einde van het kerkelijke
jaar worden we daarom aangespoord om tegelijk realistisch
naar dit leven te kijken én tegelijk vertrouwend te blijven
geloven in een ultieme rechtvaardigheid en bevrijding. In
een sfeer van dreiging en geweld, en terwijl we zelf slechts
bange, kwetsbare mensen zijn die weinig in handen hebben,
roept Jezus ons op tot vertrouwvol wachten en uitkijken tot
we aangeraakt worden door de standvastige trouw van onze God.
Tijdens groot dankgebed
refrein 193: “Keer U om naar ons toe”
Na de communie 213:
“Als tussen licht en donker de tijd haar stroom versnelt”
Er zweeft
Er zweeft, zo gaat het
oeroud verhaal,
Buiten ons om iets van het paradijs.
Het is daar warm. En kalm. En ideaal.
Een wonder telt daar meer dan een bewijs.
‘We kunnen voor dat land helaas niet kiezen,
we hebben het te druk met onze baan.’
Misschien maar goed. Wie weet zou men bevriezen
Als men er oog in oog mee kwam te staan.
Het blijft een land van dromen en gevaar.
De dichter is er altijd naar op zoek.
Hij wil het graag in woorden vangen, maar
Hij ziet het telkens nét verdwijnen om de hoek.
(Gerrit Komrij)
|