Kerstmis 2008
De kracht van weerloze liefde
Marcel Braekers
‘Wird
Christus tausendmaal zu Bethlehem gebohrn
und nicht zu dir;
du bleibst noch Ewiglich verlohrn’
(Angelus
Silesius: Cherubinischer Wandermann, I, nr.61)

Intrede nr. 218: “Uit uw verborgenheid hebt Gij ons aangesproken”
het koor komt in processie binnen met
het kindje Jezus.
Begroeting
Wat zoeken wij toch in deze nacht?
Wat drijft mensen in deze dagen om zo koortsachtig langs de straten
te lopen kijkend naar wat de uitstalramen ons aanbieden of opdringen.
We willen elkaar ook een geschenkje geven, het extra gezellig maken.
En waarom niet? Het is een uitdrukking van verbondenheid. Anderzijds
valt mij op hoe de meest kwetsbaren reeds een hele tijd met de vraag
bezig zijn of ze deze nacht ergens een thuis zouden vinden. Ik kan
me daarom niet van de indruk ontdoen dat het Kerstfeest een soort
van onrust en behoefte wakker maakt, die gelovigen noch ongelovigen
onberoerd laat en met religie in de ruime betekenis van het woord
te maken heeft.
Koortsachtig ontsporend zoekt men iets buiten dat eigenlijk van
binnen moet plaats hebben. Een diep verlangen dat altijd sluimerend
leeft komt in deze tijd feller op, maar door de sterke prikkels
van de reclame en luxe verliezen we er contact mee. Het heeft allemaal
te maken met de zoektocht naar ons diepere zelf, met iets heel persoonlijk
dat tegelijk meer is dan ons Ik, dat leeft in verworteling met een
eeuwenlange traditie, met onze familie, met de ruime wereld met
zijn vragen, geweld en onrecht. Kerstmis roept in beelden, gezangen
en verhalen deze zoektocht op. Laten wij daarom in biddende aandacht
hopen dat we in deze dagen iets van die bestemming mogen voelen.
Het Kerstmisverhaal, dat we straks zullen horen, moet je daarbij
niet opvatten als een journalistiek verslag van een historische
gebeurtenis, maar als een mythisch verhaal vol symbolen en verwijzingen
naar vroegere Bijbelse teksten. De evangelist Lucas componeerde
dit verhaal met slechts één bedoeling: dat het kindje in ons zou
geboren worden en we kleine stapjes zetten om een ander mens te
worden. (cfr. de tekst van Angelus Silesius)
Gebed
God der eeuwen
Die al ons doen en denken
Te boven gaat,
De ster van uw liefde
Is gerezen aan ons firmament
En heeft mensen bewogen
Tot nieuwe wegen.
In een kind hebben zij
U herkend
En geëerd.
Wil ook ons zoeken bijlichten
En ons tasten tot rust brengen.
Maak uw lieve Zoon
Tot onze Morgenster,
Die nog de nieuwe wegen wijst
Naar onvermoede toekomst. (S. de Vries)
Lied 308, 1-2: "Heden
zal uw redder komen"
Uit de profetieën van Jesaja
42, 1 - 7
Jesaja was diep aangegrepen
door de neerslachtigheid, de thuisloosheid van zijn volk ver van
huis in ballingschap. Enkel de bejaarden, de zieken en geesteszieken
had men in het land achtergelaten, terwijl de kinderen, de jonge
vrouwen en mannen voor alles werden misbruikt in een vreemd land.
Het zien van deze ellende en anderzijds zijn geloof in de God van
leven en bevrijding brachten Jesaja onder zo een sterke spanning
dat hij niet meer rationeel uitlegt wat staat te gebeuren, maar
- door een droombeeld overmeesterd - spreekt van een nieuwe tijd
en een nieuwe samenleving dankzij een Messiaanse figuur.
Hier is mijn dienaar, hem zal
ik steunen,
Hij is mijn uitverkorene, in hem vind ik vreugde,
Ik heb hem met mijn geest vervuld.
Hij zal alle volken het recht doen kennen.
Hij schreeuwt niet, hij verheft zijn stem niet,
Hij roept niet luidkeels in het openbaar;
Het geknakte riet breekt hij niet af,
De kwijnende vlam zal hij niet doven.
Het recht zal hij zuiver doen kennen.
Ongebroken en vol vuur
Zal hij het recht op aarde vestigen;
De eilanden zien naar zijn onderricht uit.
Dit zegt de Heer,
Die hemel heeft geschapen en uitgespannen,
Die de aarde heeft uitgehamerd
Met alles wat zij voortbrengt,
Die de mens op aarde levensadem geeft,
En levensgeest aan allen die daar verkeren:
In gerechtigheid heb ik, de HEER, jou geroepen.
Ik zal je bij de hand nemen en je behoeden,
Ik neem je in dienst voor mijn verbond met de mensen
En maak je tot een licht voor alle volken,
Om blinden de ogen te openen,
Om gevangenen te bevrijden uit de kerker,
Wie in het duister zitten uit de gevangenis.
Lied 308, 3-4: "Heden
zal uw redder komen"
Kerstoratorium
In die dagen werd een bevel
uitgevaardigd door keizer Augustus dat er een volkstelling moest
worden gehouden over heel de wereld. Deze volkstelling vond plaats
voordat Quirinius landvoogd van Syrië was. Allen gingen op reis
om zich te melden, ieder in zijn eigen stad. Ook Jozef ging op
weg en omdat hij uit het geslacht van David was, trok hij vanuit
Nazareth in Galilea naar Judea toe, naar Bethlehem, de stad van
David, om zich daar te melden, samen met Maria zijn vrouw die
zwanger was. En terwijl zij in Bethlehem verbleven, brak het uur
aan dat zij bevallen moest. Zij bracht een zoon ter wereld, haar
eerstgeborene, wikkelde hem in doeken en legde hem neer in een
kribbe, omdat er voor hen geen plaats was in de herberg. Nu waren
er herders in de buurt; die nacht in het open veld hielden zijn
de wacht bij hun kudden. Plotseling stond voor hun ogen een engel
des Heren, en de glorie des Heren omstraalde hen, zij werden zeer
bevreesd. Maar de engel sprak tot hen: wees niet bevreesd, want
ik verkondig u een grote vreugde die voor heel het volk bestemd
is. Heden is u in de stad van David een redder geboren,
de Heer, de Messias. En dit zal u een teken zijn: gij zult
een pasgeboren kindje vinden, het is in doeken gewikkeld, het
ligt in een kribbe. Plotseling was de engel omringd door een schare
van hemelse machten. Zij verheerlijkten God en zij riepen:
ere zij God in de hoge en vrede op aarde voor alle mensen
van goede wil. En het geschiedde toen de engelen van hen waren
weggevaren naar de hemel dat de herders zeiden tot elkaar: laat
ons gaan zien het woord dat daar geschiedde.
Lied nr. 310: “Nu zijt wellekome”
Uit: De gebroeders Karamazov
van F. Dostojewski
(verzameld werk, dl. IX p. 326)
In de beroemde roman De gebroeders
Karamazov staat een aangrijpende passage. Eén van de broers
(en niet de braafste) fantaseert hoe Jezus opnieuw op aarde zou
verschijnen. Hij vertelt hoe Jezus nog één keer onder het gewone
volk komt om zijn vragen en verdriet te delen en het moed in te
spreken. Het verhaal speelt zich af ergens in de 16° eeuw aan de
stadspoort van Sevilla waar de dag voordien nog een grote groep
ketters onder grote belangstelling werd verbrand. Op het ogenblik
dat Jezus verschijnt, wordt in een open kistje een overleden kind
de kathedraal binnengedragen. De moeder valt voor Jezus voeten en
smeekt Hem haar kind weer tot leven te brengen. En zoals 1500 jaar
terug zegt Jezus opnieuw: “talitha kumi – meisje sta op”.
Iedereen roept en juicht. Maar juist op dat ogenblik komt de hoogbejaarde
kardinaal tevens Groot-Inquisiteur voorbij. Hij ziet wat er gebeurt
en laat Jezus arresteren. Die nacht bezoekt hij hem in de kerker.
En dan volgt een hallucinante passage waarin de inquisiteur vol
bitterheid uitlegt waarom hij Jezus heeft laten arresteren. “Wij
hebben jou niet meer nodig, zegt hij hard. Met je rebelse aard heb
je niet het geluk gebracht dat het volk zocht. Je bracht vrijheid,
maar het volk kan die vrijheid niet aan. Aan ons heb Je de macht
gegeven te binden en te ontbinden. Welnu, wij, de organisatoren,
wij hebben de kerk opgericht. Wij brengen de vrede, de veiligheid
en de zekerheid waarnaar het volk snakt. En jij bent met je mentaliteit
een hinder, een vervelende luis in de pels. Daarom moet Jij verdwijnen.”
Zo ongeveer sprak de Inquisiteur. Ik vermoed dat velen onder u deze
tekst kennen. Maar kent u ook het slot?
Toen de inquisiteur uitgepraat
was wachtte hij enige ogenblikken op het antwoord van de Gevangene.
Diens zwijgen viel hem zwaar. Hij had gezien dat de Gevangene
aldoor kalm en aandachtig naar hem geluisterd en hem daarbij recht
in de ogen gekeken had; klaarblijkelijk had Hij geen lust iets
terug te zeggen. De oude man had gewild dat Hij hem een antwoord
zou geven, al was dat ook bitter en beangstigend. Maar plotseling
komt Hij zwijgend op de oude negentigjarige man toe en kust hem
stil op zijn bloedloze lippen. Daaruit bestaat zijn hele antwoord.
De oude man huivert. Zijn mondhoeken trillen even: hij gaat naar
de deur, maakt hem open en zegt tot Hem: “Ga weg en kom niet meer
terug … nooit meer … nooit.” En hij geeft Hem de gelegenheid om
te verdwijnen in de donkere straten van de stad.”
Homilie
Zo
eindigt één van de mooiste bladzijden uit de wereldliteratuur. Op
een indrukwekkende manier typeert Dostojewski de persoon van Jezus.
Als Iemand die niet roept, die zijn stem niet verheft, die het geknakte
niet zal breken, zoals reeds staat in de profetieën van Jesaja.
Het enige wat Hij brengt is een onverwoestbare, alles doordringende
liefde. Tegenover de Groot-Inquisiteur brengt Hij geen argumenten.
Zijn leven wordt niet beheerst door een grote theorie. Er is enkel
dat stille gebaar. "This is a story beyond belief",
schrijft Jeffrey Robbins in het boek After the Death of God
(Columbia Univ. Press, 2007, p. 11). Niet toevallig heeft men
in de postmoderne theologie aandacht voor het slot van dit verhaal.
Want deze nieuwe theologie is vooral getroffen door het einde van
de grote theorieën, voor het woordeloze, het stille, God voorbij
God. Waarom? Hoe kon het zover komen? Om dat te begrijpen moeten
even teruggaan in de geschiedenis.
We leven in een periode waarin de kerk haar machtspositie heeft
moeten opgeven. We leven in een tijd waarin de geloofsleer als verklaring
van alle grote levensvragen is ineengestuikt. We maken mee hoe gelovigen
een sociologische minderheid zijn geworden, en religie aandacht
krijgt van zoekers en godsdienstige daglozen. Toen het christendom
in 312 onder keizer Constantijn staatsgodsdienst werd, kreeg de
kerk een nieuwe functie. Tot dan bestond er een veelheid van verhalen
en leefden heel verschillende visies op de figuur van Jezus. De
bisschop van Rome was een primus inter pares en de Blijde Boodschap
was een houvast voor een zoekende minderheid. Maar vanaf dan werd
alles anders. De kerk werd de behoedster van een stabiele maatschappij
en had geen boodschap aan pluriformiteit. De Blijde Boodschap ging
men vertalen in Griekse begrippen. De greep op de samenleving en
op de geest van individuele gelovigen werd alsmaar groter. De kerk
als instituut en het geloof als systeem beheersten heel het leven,
precies zoals de Groot-Inquisiteur beschrijft.
Totdat vanaf de tijd van de Verlichting een tegenbeweging op gang
kwam, het individu zijn vrijheid opnieuw ging opeisen, allerlei
wetenschappen zich losmaakten van kerkelijke bevoogding en de mens
zelf wilde uitmaken wat hij als goed en kwaad beschouwde. Sindsdien
staat de kerk in het verlies en maakt ze tot vandaag mee hoe haar
invloed afbrokkelt en mensen steeds weer in een gezagsconflict raken.
Al dat verlies is volgens mij een zegen voor de Bijbelse Boodschap.
Want wat rest er nog? De onweerstaanbare kracht van een weerloze
liefde. Wat eeuwenlang uitgroeide tot een instituut dat zogenaamd
veiligheid en geluk moest brengen, verloor het contact met die diepere
boodschap van vrijheid en onberekend engagement. De geleidelijke
afbrokkeling van de laatste honderd jaar slaat velen met paniek,
doet de organisatoren naar het hoofd grijpen, maar bracht een intense
zuivering op gang waarvan we het einde nog niet in zicht hebben.
Welke God rest ons nog na de dood van God? Ik denk dat het de God
van de zelfontlediging is. De God die zich weerloos en zwak in een
mensenkind gegeven heeft, maar die daarbij ook de kant koos van
alles en iedereen die in een situatie van zwakte en onzekerheid
verkeert. Een God die zich weerloos aan mensen uitlevert en enkel
in een zachtmoedige begroeting aan het licht komt. De Jezus van
Dostojewski die zijn vijand op de mond kust.
Is dat niet de kern van dit Kerstfeest? In de symbolische gestalte
van een kind, in de persoon van de arme drommels van herders en
in het feestelijke gezang van de engelen wijst Lucas op de totale
geboorte, die moet plaats hebben: in ons en om ons heen. Een nieuw
begin op alle niveaus: in ons hart, in onze directe omgeving, in
ons land, over heel de wereld. Kerstmis kondigt de geboorte aan
van een nieuw menstype en van een nieuwe geboorte van de Godheid
in elk van ons. Verschenen is de mildheid en menslievendheid
van onze God.
De stilte waarin dit gebeurt
wordt op een ontroerende manier opgeroepen in het naïeve, tedere
Stille nacht (koor)
Vierstemmig tafelgebed voor
de Kersttijd (Jongerius)
Bezinning
Wanner
we met heel ons hart zeggen dat Jezus helemaal mens was, een van
ons in wie God zijn ware gelaat heeft getoond, dan brengen we impliciet
hulde aan hen die een basis legden voor deze goddelijke overgave.
Kerstmis, het feest van Jezus van Nazareth, is tegelijk het feest
van haar die Hem heeft gedragen, gekoesterd en door haar nabijheid
gevoelig heeft gemaakt voor Gods Mysterie. Haar ter ere zingt het
koor een oud Spaans lied vol stille tederheid: Virgen bendita
sin par
Virgen bendita sin par, De quien toda virtud
mana
Vos sois digna de loar. Vos sagrada enperadora
Deesistes el engano Y remediastes el dano
De la gente pecadora.
De los angeles senora Vos que rais tal gracia dar,
Que no poda mos pecar
Contra quelque carne humana de vos le plugo tomar.
(O Maagd, boven al gezegend,
Van wie alle deugd uitgaat
Gij zijt alle lof waardig
Gij, heilige koningin, wijst alle bedrog af
En herstelt het kwaad van hen die zondig zijn.
Gij zoudt zo graag de genade geven van de engelen
Zodat wij niet meer kunnen zondigen.)
Na
de communie 319: “Vanwaar zijt Gij gekomen?”
|