11-12 april : Paasnacht 2009
Huiverend om Gods grootheid (Mc. 16, 1-9)
Marcel Braekers
Openingszang: 560 (659)
solozang
Gij zijt boven de zee
Zilveren poolster zijt Gij.
Op U varen wij.
Ik was verheugd toen men mij zei:
Op hem varen wij.
Eeuwige vlam van vrede ontsteek in ons uw vrede.
Hoge wakende, Gij zijt stilte,
Nacht van eeuwigheid tot eeuwigheid.
(H. Oosterhuis)
|
 |
Begroeting
Als de richtinggevende poolster
boven de uitgestrekte oceaan van ons zoekend bestaan,
zo zijt Gij er voor ons.
Gij, vuurbaken naar de vrede, oord van sprekende stilte.
In deze nacht neemt Gij ons op in uw geschiedenis van bevrijding.
Overgelaten aan onszelf lijkt onze wereld te verzinken in chaos,
in rechteloosheid en zonder toekomst.
Daarom varen wij op U en lezen verhalen over uw scheppingskracht,
uw zorg om het lot van elke verdrukte,
uw toekomstmens Jezus van Nazareth.
Gij, zilveren poolster:
mochten ook wij in verstillende huiver uw kracht ondergaan.
Samen herhalen van 560
Eerste lezing: De schepper
en zijn maaksel
"We zijn het begin kwijt", zo luidt de eerste zin van
het boeiende boek grammatica van de schepping van George
Steiner. "Het universum had rechtvaardig, rationeel en humaan
gemaakt kunnen zijn, door een oppermachtige vakman die voldoening
vindt in zijn werk en zijn product eeuwigdurende liefde en zorg
meegeeft, schreef Steiner. Hoe kan nu elke scheppingsdag eindigen
met het besluit en God zag dat het zeer goed was als
het kind en het onschuldige dier achteloos doodgemarteld kunnen
worden, als er hongersnood op de drempel van de overvloed kan heersen,
als de foetus door een ongeneeslijke ziekte wordt aangetast?"
( p. 57) Was de schepping in haar oorsprong mooi en onschuldig?
Of moeten we accepteren dat leven wezenlijk ambivalent is: goed
bedoeld, maar ongelukkig in zijn verloop? Misschien is die scheppende
God niets anders dan een oceaan van Stilte, een weerloze Grond waarop
we ons kunnen enten, maar waarvan we ons ook kunnen afwenden. Geen
verklaring biedt het woord schepping, enkel maar een lichtpuntje
zoals de poolster.
Genesis 1, 1 2,4
Lied 316 (417): Die mij droeg op adelaarsvleugels
Tweede lezing: De Verborgene die roept om bevrijding
Toen een volk als slaven werd misbruikt en vernederd, sprak God
tot Mozes. Nooit heeft Mozes God gezien, hij zag slechts een struik
in lichterlaaie. God bleef de Andere, de Verborgene, die je enkel
kunt vernemen in stilte, in een woordeloos spreken. Maar verborgenheid
en mysterie betekent niet onverschilligheid, integendeel. Meer dan
een mens was Hij nabij en riep Hij om alle slavernij af te leggen
om aan dit aardse leven schoonheid en nieuwe toekomst te geven.
Trek uit, o mens, want je bent geroepen tot vrijheid. Dat was een
tweede glimp, die God ons toonde.
Uittochtverhaal: jeugdbijbel p. 83 85
Lied 582 (602): Hoe ver te gaan
Zegening van het water
Allen: Water dat mijn
dorst lest
tegenstroom die mij beangstigt
water dat mij draagt naar Jouw overkant,
zee van uw oneindige horizon.
Was mij, maak mij schoon,
zuiver mij van kwaad en zonde,
laat mij drinken aan uw bron.
Priester: Zegen, God, (+) dit water van uw schepping
waardoor uw volk naar de vrijheid trok
en waarin Jezus werd gedoopt, bezield door uw Geest.
Mochten wij die ons tekenen met dit water
volstromen van U en van elkaar
En zo een nieuwe schepping beginnen.
Derde lezing: uit de brief
van Paulus aan de Romeinen 6,3 9
Lied 391 (520) Dan komt de dag
Wijding van het Licht
Gebed
Van het opgaan der zon tot
haar ondergaan:
Gezegend zij uw Naam, bron van licht en leven.
U bent het licht, het donker is voor U geen duisternis.
U bent meegetrokken met een groep vluchtelingen
Als een beschermende wolk in de dag,
En als een zuil van vuur in de nacht.
U hebt met uw licht het dode lichaam van Jezus omhuld.
Zegen (+) dit nieuwe vuur,
dat voor ons uit zal schijnen op de weg die wij hebben te gaan.
van duisternis naar licht, van angst en eenzaamheid
naar leven in verbondenheid.
Maak in ons het verlangen wakker om nieuwe mensen te worden
Die herboren zijn in Jezus, uw toekomst-mens, licht dat ons aanstoot.
Doorgeven van het licht
3 x zingen: "Licht van Christus Heer wij danken U"
Paasboodschap: Marcus 16,
1 - 9
Hymne aan het licht 365 (504) Om te zien een nieuwe aarde
Kaarsjes worden rond de paaskaars gezet
Homilie
Elke aandachtige lezer en iedere christen kan niet anders dan verbaasd
achterblijven bij het lezen van het einde van het Marcus-evangelie.
Hoe kan een evangelie dat begint met de woorden "Het begin
van de Blijde Boodschap van Jezus Christus, Zoon van God" en
eindigen met "De vrouwen gingen naar buiten en vluchten bij
het graf vandaan, want ze waren bevangen door angst en schrik."
Ze waren zo erg geschrokken dat ze tegen niemand iets zeiden?
Reeds in de eerste tijd, nadat deze tekst was gekend, vond een ijverige
gelovige het nodig een stuk tekst (vv. 9 20) toe te voegen
met een heel andere strekking: dat Jezus aan velen was verschenen
en men dit grote nieuws verder vertelde.
Waarom vond Marcus het nodig
op die manier zijn "Blijde Boodschap" af te sluiten? Was
ook hij misschien ontgoocheld of zag hij hoe moeizaam de Boodschap
ingang vond? Vermoedelijk schreef hij zijn evangelie in Rome en
wel in een periode dat de vervolging van de christenen was begonnen.
Ook in zijn gemeente vluchtten velen voor het geweld en zweeg men
vanwege de angst en het verraad dat overal loerde. Waren deze Romeinse
gelovigen als de vrouwen? En was er dan gelukkig nog die jongeman
in een wit kleed, dezelfde die eerst was gevlucht in de Hof van
Olijven, die nu bleef getuigen?
Sommige exegeten vragen zich af of de vrees en het zwijgen in de
tekst ook niet positief kunnen begrepen worden. In dat verband was
ik getroffen door de commentaar van Charles Vergeer, een grote kenner
van de antieke wereld. In zijn boek De kunst van de stilte
noemt hij dit Bijbelfragment het mooiste Paasgetuigenis van heel
het evangelie dat helaas door de latere verhalen in diskrediet werd
gebracht.
De vrees en het zwijgen van de vrouwen, zo zegt hij, was niets anders
dan een reactie van huiver en ontzag, omdat ze de aanwezigheid van
God tastbaar voelden. Als eenvoudige, kwetsbare mensen overviel
hen plots een ervaring van absolute aanwezigheid. Een diepe ontroering
maakte zich van hen meester en ze werden stil door dit onzegbare
mysterie. Het was dezelfde ervaring, die Mozes bij het braambos
onderging, Elia op de berg, Abraham op de berg Moria en de leerlingen
tijdens de storm. Telkens ging het om een ervaring waarbij Gods
grootheid en kracht zich aan mensen openbaart en ze deze aanwezigheid
in vrees en schroom ondergaan. Vanuit God gezien ging het telkens
om dezelfde kracht, vanuit de mens gezien zette men bij elke ervaring
een stap verder in het besef van Gods betrokkenheid op deze wereld.
Op zichzelf beschouwd zijn al deze verhalen kwetsbaar en stil, zonder
dwingende bewijskracht. Maar als heils-geschiedenis vormen ze een
groeiend getuigenis van Gods onbedwingbare grootheid.
Marcus schrijft daarom dat de
vrouwen niet naar het graf gaan, maar naar een gedenkteken of herdenkingsmonument
(mnèmeion). Hij spreekt niet over een lijk en de dood.
En als de vrouwen binnengaan zien ze een jongeman zitten, gekleed
in een witte, linnen doek. Marcus spreekt over een neaniskos,
een woord dat gebruikelijk was om een militaire rekruut mee aan
te duiden. De eerste christenen noemden zo ook de dopelingen. De
jongeman verwijst zo naar de doopleerlingen in de Paasnacht, die
na de onderdompeling met een wit kleed werden bekleed. Door de doop
deelden zij in het lijden en de dood van Jezus en stonden zij op
tot een nieuw leven. Marcus verbindt zo de ervaring van de vrouwen
met zijn persoonlijke ervaring en met hetgeen de latere gemeente
van Rome meemaakte. Jezus is opgewekt uit de dood, getuigt de man.
Egerthè: letterlijk, "Hij werd wakker gemaakt",
wenkend gewekt naar een nieuw bestaan. Gods kracht stond op in Hem.
Abraham stond voor een verschrikkelijke keuze: zijn zoon offeren
of angstig weigeren en misschien gestraft worden. Mozes zag de vernedering
van zijn volk. Elia vluchtte voor het godsdienstgeweld van een kleinerende
priesterkaste. De leerlingen ondergingen de macht van de natuurelementen.
Jezus, de gerechtige en liefdevolle, onderging het onrecht van een
smadelijke kruisdood. Telkens ging het om een negatieve, bedreigende
en uitzichtloze ervaring, waarbij men onverwacht Gods kracht onderging.
Zo werd een tegendraads spoor getrokken en zette men een laatste
stap in een bevrijdingstheologie: dat zelfs de dood aan deze heilbrengende
kracht geen halt kan toeroepen.
Ook wij worden vandaag uitgenodigd
om boven onze kleine persoon uit ons in die traditie van vertrouwen
te plaatsen: ons te laten transformeren door de kracht van deze
oude verhalen, door de symboliek van licht en water en door de gemeenschap
hier om ons heen. We worden uitgenodigd om tegen de tijdsstroom
van de westerse samenleving in te gaan, waar de mens op zichzelf
is teruggeworpen en vertrouwvolle overgave wantrouwig als naïviteit
wordt gezien. We worden uitgenodigd om zoals de vrouwen Gods grootheid
in huiver en stilte te ondergaan.
Hernieuwing van de doopbelofte
Broeders en zusters,
reeds voor onze geboorte en ook later
werden wij opgenomen in een verhaal van liefde tussen mensen.
Zij hielpen ons open te komen voor deze wereld en
voor het Geheim dat alles draagt.
Door hun gezicht gingen wij zoeken naar Gods aangezicht.
In deze nacht worden wij uitgenodigd persoonlijk te kiezen
voor deze God voor de boodschap van Jezus, zijn geliefde Zoon.
Daarom vraag ik u:
Ben je bereid je te verzetten tegen alles wat Gods schepping verduistert,
tegen het onrecht in deze wereld. Ben je bereid om met al je talenten
te bouwen aan deze aarde tot ze een tuin van vrede en geluk zal
zijn.
Allen: JA, DAT BELOVEN WIJ
Kun
je geloven dat boven alle onrecht, lijden en dood een levensstroom
van goedheid ons wil dragen, dat er een gemeenschap is rond de verrezen
Heer die gestalte wil geven aan Gods zorg om de mens?
Allen: JA, DAT GELOVEN WIJ
Ben
je bereid je leven te delen, het prijs te geven, opdat de meest
kwetsbaren een ereplaats krijgen? Ben je bereid om niet als heerser
maar als een behoeder Gods schepping tot voltooiing te brengen?
Allen: JA, DAT WILLEN WIJ
Geloof
je in Jezus als Gods dienaar en veelgeliefde zoon, geloof je dat
Hij voor ons kan zijn: weg, waarheid en leven?
Allen: JA, DAT GELOVEN WIJ EN DAARIN WILLEN WIJ ELKAAR BEMOEDIGEN,
OPDAT WE ZOUDEN LEVEN ZOALS HIJ. DAT ZIJN GEEST ONS MAG BEZIELEN
EN VOEREN IN GODS HERSCHEPPENDE GROND.
Iedereen
komt naar voor om zich te tekenen met het water van de doop.
Eucharistisch
deel
Groot
dankgebed nr. 155: Wees hier aanwezig in uw woord
Slotlied
nr. 583 (609) Uit staat en stand en wijsheid losgewoeld
Gebed
Op Pasen, Goede God,
hebt Gij ons levensadem
blijvend ingelijst in uw liefde.
In de gestalte
van die Ene
blijft Gij ons allen
zien en herkennen.
Wees Gij,
die voor mensen geweest zijt
een weg uit het duister,
dan ook vandaag
onze reden tot juichen:
omdat wij nog uw Stem verstaan.
Laat uw
oog op ons rusten
omwille van Hem,
die uw woorden heeft volbracht,
Jezus Messias.
|