15 januari 2012 : 2de zondag
            Jezus laat zich dopen
            Jacques Perquy 
            Lied nr. 139: "Wees Gij 
              het woord" 
            Inleiding 
            De vorige keer 
              dat ik voorging, zei ik dat ik nogal onderste boven was van de lectuur 
              van twee boeken van Charles VERGEER. Deze hadden nl. heel wat overhoop 
              gegooid van wat ik als evidenties was gaan beschouwen in het leven 
              van Christus. 
              Ik heb toen uitgeroepen: wat hebben ze ons toch allemaal wijs gemaakt! 
              en wat kan ik nu nog geloven van wat in de Bijbel staat? 
              Na de viering bleek dat een aantal mensen met hetzelfde gevoel zaten. 
              Marcel zei me dat ik op mijn zoektocht lering kon halen uit het 
              boek Jésus van de hand van Adolphe Gesché (filosoof, 
              theoloog en master in letteren). Uit het doorworstelen van zijn 
              geschrift onthou ik één van zijn grondinzichten. Hij 
              stelt dat men het lezen van het nieuwe testament op drie verschillende 
              manieren op het spoor kan komen van de persoon van Jezus. 
               
              - Eerst was er de dogmatische figuur: de Christus als geloofswaarheid. 
              (zoon van God, de verrezene,
). 
              - Gaandeweg is er aandacht gekomen voor Jezus als historische 
              figuur, zoals die naar voren komt uit geschiedkundig onderzoek. 
              - De laatste jaren worden deze beide benaderingen aangevuld met 
              wat de narratieve identiteit van Jezus wordt 
              genoemd: Jezus zoals die tot uiting komt in de verhalen over hem. 
              Het evangelie wordt hier bestudeerd in zijn totstandkoming hoe en 
              door wie en in welke context kwam de tekst tot stand? Voor wie werd 
              de tekst geschreven en met welke bedoeling? (De evangelisten deden 
              dit elk op een eigen manier zoals muzikanten een partituur op een 
              eigen manier interpreteren)  
              Deze benadering gaat ervan uit dat de volgelingen hun visie over 
              Jezus, in wie ze geloofden, beschreven, zoals ze ook wilden dat 
              toekomstige aanhangers Jezus zouden zien. Het evangelie werd dan 
              ook bij de eerste christenen (integraal) gelezen als initiatie voor 
              nieuwe volgelingen. Zoals over een overleden familielid verhalen 
              worden verteld, of zoals we onze overleden vrienden tot leven wekken 
              door erover te vertellen. Zo waren ze dan ook voor ons omdat we 
              er zo over spreken. 
              Het schrijven van het evangelie is in dit opzicht te zien als een 
              antwoord op de vraag van Jezus aan zijn leerlingen: En wie 
              ben ik volgens jullie?(Matteüs 16, vers 15).  
               
              Tenslotte: een tekst bestaat of leeft alleen wanneer die gelezen 
              wordt. De mens is betekenisgever (geeft de dieren namen) en het 
              is vanuit zijn interpretatie dat de werkelijkheid werkelijk wordt. 
              Zoals Johannes schrijft: in het woord was leven en het leven 
              was het licht van mensen. 
               
              De vraag van Jezus En wie zeggen jullie dat ik ben? 
              is niet eens en voor altijd beantwoord door de toenmalige schrijvers 
              van het evangelie, maar krijgt telkens opnieuw invulling door wie 
              de teksten beluistert en in zich laat weerklinken. 
            Openingsgebed 
             
              Wij moeten ons steeds opnieuw, 
                heel lang en stil 
                Verdiepen in het leven, spreken, handelen, lijden en sterven van 
                Jezus, 
                Om te zien wat God belooft en wat Hij vervult. 
                Vast staat, dat wij altijd in Gods nabijheid mogen leven 
                En dat dit voor ons een heel nieuw leven is; 
                Dat niets voor ons nog onmogelijk is, omdat voor God niets onmogelijk 
                is. 
                Dat geen aardse macht aan ons zal raken zonder Gods wil  
                En dat gevaar en lijden ons dichter drijven naar God. 
                Vast staat, dat wij niets kunnen eisen maar alles mogen vragen. 
                Vast staat, dat in het lijden onze vreugde, in het sterven ons 
                leven verborgen ligt. 
                Vast staat, dat wij met dit alles staan in een gemeenschap die 
                ons draagt; 
                Op dit alles heeft God in Jezus Ja en Amen gezegd. 
                Dit Ja en Amen is de vast grond waarop wij staan. 
                            ( 
                Bonhoeffer, brief van 21 augustus 1944) 
             
            Lied nr. 124: "Open de 
              woorden die geschreven staan" 
            Marcus 1, 1  11 
            Lied nr. 551: "Roept God 
              een mens tot leven"  
            Commentaar: 
            Een aantal jaren 
              geleden gingen wij met een groep, onder begeleiding van Benoît 
              Standaert, een aantal Bijbelplaatsen bezoeken in Jordanië . 
              Zo hebben we boven op een berg, de ruines van een burcht van Herodes 
              bezocht, waar Johannes de Doper werd gevangengezet en onthoofd. 
              Toen we aan de Jordaan kwamen, op de plek waar Jezus werd gedoopt, 
              was Benoît Standaert tot tranens toe bewogen en stamelde: 
              hier is het allemaal begonnen. 
               
              Zo zag Marcus het ook. Hij begint zijn evangelie met het verhaal 
              van het optreden van Johannes de doper en de ontmoeting van Johannes 
              met Jezus. Marcus redigeerde zijn evangelie voor Joden die naar 
              Rome waren uitgezwermd, na de vernieling van de tempel in het jaar 
              70 . 
              Het is voor degenen die - wellicht in het geheim  in Rome 
              samenkomen, de eerste kennismaking met de figuur van Jezus. Daarin 
              wordt Jezus verbonden met Johannes, die het volk opriep terug te 
              keren naar het ware geloof en de wetten van het Godsvolk na te leven. 
               
              Johannes stond hierin niet alleen. In die tijd verzetten meerdere 
              religieuze groepen zich tegen de toenemende Babylonische en nadien 
              Griekse en Romeinse invloeden om op te roepen tot het trouw naleven 
              van de Thora. Sadduceeërs, Farizeeërs, Zeloten en Essenieërs 
              zorgen voor heel wat onrust in de regio. Ze bekampen de Romeinse 
              bezetters en al wie met hen meeheulen en elkaar.  
              Ik vermeld deze groepen, omdat in de latere verkondiging van Jezus 
              heel wat van hun opvattingen terug te vinden zijn. (zoals het geloof 
              in een leven na de dood). 
               
              Te midden van deze roerige tijd is er de figuur van Johannes, die 
              eveneens de mensen oproept zich te bekeren. Hij is wel de enige 
              die hen ook doopt ten teken van een nieuw begin. Daar komen allerhande 
              mensen in grote getale naartoe, ook vanuit de hoger vernoemde groepen. 
              Ze weten zich aangesproken door zijn radicaliteit en komen uit onvrede 
              met de gang van zaken en met de verwachting van een nieuwe tijd. 
              Het doet denken aan bewegingen zoals de andersglobalisten of de 
              indignados: heterogene groepen mensen met veel verschillende 
              motieven, met één gemeenschappelijke vijand, maar 
              dikwijls verdeeld over doelstellingen en strategie. Tot deze beweging 
              (de Weg) bekent Jezus zich. Tot hier het historische 
              luik.  
               
              Wat leert ons het verhalende over Jezus? 
              Er is de plaats van het gebeuren. De plek waar Johannes doopt is 
              geladen met een bijzondere symboliek. De Jordaan is een waterloop 
              die doorheen de woestijn diep onder de zeespiegel stroomt: tot honderden 
              meters diep. Zich daar in storten betekent heel diep gaan.  
              - Van de volgelingen van Johannes wordt verwacht, dat ze zich ontdoen 
              van al hun kleren en helemaal worden ondergeduwd. Het is alsof een 
              mens - ook Jezus - zich moet ontdoen van alle uiterlijkheden m.i.v. 
              zijn maatschappelijke status en van innerlijke weerstanden om zijn 
              roeping  zijn bestemming te ontdekken
 
               
              - Jezus doet dit daarenboven niet in eenzaamheid en stilte, maar 
              te midden van een menigte mensen van alle slag. Het doet me denken 
              aan de kardinaal uit het boek de biecht, dat 
              we deze week hebben besproken. De kardinaal die alle tekenen van 
              curiekardinaal heeft achtergelaten en in verschoten T-shirt en short, 
              zijn paternoster zit te bidden, midden zelfvoldane Westerlingen 
              die op jacht zijn naar jonge prostituees. In dit inferno waar elk 
              greintje menselijkheid zoek is, wil de kardinaal bidden. Daar en 
              bij verlaten Aidspatiënten ontdekt hij waar het (in de kerk) 
              echt op aankomt. 
               
              - Een derde element valt op: het is Johannes die doper die Jezus 
              roeping openbaart. Na mij komt iemand die meer 
              vermag dan ik (
). Ik heb jullie met water gedoopt, maar hij 
              zal jullie dopen met de heilige Geest. Nog voor Jezus, de 
              vraag heeft gesteld:  wie zeggen jullie, dat ik ben? 
              geeft Johannes de Doper antwoord. Mensen kennen elkaar dikwijls 
              beter dan ze zichzelf kennen. Elke mens  ook Jezus  
              ontdekt zijn identiteit dankzij andere mensen. Is het u nooit overkomen, 
              dat mensen zegden: Jij hebt ooit iets gezegd dat mij heeft 
              getroffen en dat heeft mij erg geholpen? 
               
              - Het slottafereel van dit verhaal is een hoogtepunt van openbaring: 
              de hemel scheurt open. Het wordt voor Jezus zelf en 
              voor de omstanders zonneklaar dat hij bijzondere bestemming heeft 
               wellicht de Messïas, waar ze zo lang en zo hevig naar 
              hebben uitgezien. De duif die op hem neerdaalt, is in heel wat teksten 
              symbool van de gave van de profetie. En dan de onmogelijke  
              zo moeilijk te geloven  woorden van een stem uit de hemel: 
              Jij bent mijn geliefde Zoon, in jou vind ik mijn vreugde. 
              Voor de Joden godslasterlijk. zij die eeuwen strijd geleverd hebben 
              in eigen midden en tegen andere volken om te komen tot het geloof 
              in de ene ware God. Voor hen is het beeld van een mens, die zoon 
              van God wordt genoemd, onverdraaglijk. Grieken en Romeinen zijn 
              vertrouwd met mythologie van vele goden en godinnen. Voor hen waren 
              grote veldheren en keizers van goddelijke afkomst.  
              In navolging van Paulus verklaart Marcus met grote stelligheid: 
              de Jezus waar ik het over heb is zoon van God. 
               
              Ik eindig mijn commentaar met de beginvraag: wie zeggen jullie, 
              wie zeggen wij dat jij bent? Maar misschien was de stem uit de hemel 
              die zegt Jij bent mijn geliefde zoon. In jou vind ik vreugde 
              wel niet alleen voor Jezus alleen bedoeld: 
            Show me the place (Leonard Cohen) 
             
              (...) Show me the place, help 
                me roll away the stone. 
                Show me the place, I cant move this thing alone. 
                Show me the place where the word became a man 
                Show me the place where the suffering began. 
             
            Tafellied nr. 544: "Eet 
              en drink van brood en wijn" 
            Slotgebed 
             
              Ik versta onder liefde: 
                Die duizenden nuances van vriendelijkheid en vriendschap, 
                Van tact en geduld, 
                Van bedachtzame eerbied en mededogen, 
                Van hoofsheid en hartstocht, 
                Van goede wil en ontroering, 
                Waarmee mensen elkaar bejegenen. 
                Ik versta onder liefde: de denkkracht en intuïtiekracht, 
                De wijsheid en de wetenschap, 
                En alle fantasie en volharding en optimisme 
                Waarmee de aarde wordt opgebouwd, 
                Steeds opnieuw, tegen alle afbraak in. 
                Alles wat ten goede is, alles wat bijdraagt tot iets meer recht 
                en vrede 
                Voor iets meer mensen,  
                Noem ik liefde. 
                         (Oosterhuis 
                H., uit  Ieder woord dat op mijn lippen komt) 
             
             Lied nr. 532: "Het lied 
              van de één en ander"  
                 
             |