16 september 2012 : 24° zondag 
            Wie zeggen jullie dat ik ben? (Mc. 8, 27  
              35)
            Marcel Braekers 
            Openingszang 103: Gezegend 
              deze dag 
            Begroeting 
            Stel dat ik morgen 
              terug naar mijn geboorteplek zou gaan en iemand ontmoet die me niet 
              kent, misschien zou die mij vragen: Hoe hets te 
              of wè bes te? dan zou ik wellicht antwoorden: 
              Ich beun Marcel van Hugo van Nestjes. Iedereen 
              zou me dan kennen. Maar stel dat ik zou meedoen aan een tv-programma 
              vb. de slimste mens of beter misschien de domste 
              mens dan zou ik om mij kenbaar te maken moeten zeggen wat 
              ik als beroep doe en wat mijn hobbys zijn. Jaren geleden volgde 
              ik in het kader van mijn opleiding als psychotherapeut groepstherapie. 
              Ook daar werd me de vraag gesteld: maar wie ben je eigenlijk. 
              Het antwoord dat ik toen probeerde te stamelen was weer helemaal 
              anders. De context waarin zon vraag wordt gesteld is m.a.w. 
              heel belangrijk.  
               
              Toen Johannes de Doper in de gevangenis zat, stuurde hij enkele 
              leerlingen naar Jezus met de vraag: wie zijt gij? Zijt gij 
              de Messias of hebben we iemand anders te verwachten? En het 
              antwoord van Jezus was helemaal aan die situatie aangepast. Zeg 
              aan Johannes wat je hebt gezien: blinden zien, doven horen, en aan 
              armen wordt de blijde boodschap verkondigd. (Mt. 11, 2  
              6) Zo typeerde Jezus zichzelf aan Johannes en in de context van 
              het Joodse volk dat uitzag naar een geestelijke leider of, sterker 
              nog, naar de Messias. 
              In het evangelie van vandaag wordt de zaak echter omgekeerd en stelt 
              Jezus die vraag aan de leerlingen: wie zeggen de mensen dat 
              ik ben. En even verder: wie zeggen jullie dat ik ben? 
              dat is een verrassende vraag. Bedoelde Jezus: hoe kom ik over? Begrijpen 
              de mensen en jullie wat ik zeg en doe? Of bedoelde Hij: hoe zouden 
              jullie mij als persoon typeren? In dat laatste geval vind ik de 
              vraag wat vreemd, zeker voor iemand als Jezus, die elders overkomt 
              als een sterke persoonlijkheid met een sterk zelfbewustzijn.  
               
              Nu los van de exegetische bedenkingen is Jezus vraag ook boeiend 
              voor ons 2000 jaar later. Wie zeg jij dat Hij is? Hoe komt Jezus 
              op jou over en wat heeft dat voor gevolg eventueel voor je leven? 
              Vooraleer daar bij stil te staan nodig ik jullie uit tot die Jezus 
              te zingen met allerlei woorden, die de leerlingen en eerste christenen 
              aan Hem ga ven. 
            Lied 112: Heer Jezus, 
              koning en gezalfde Gods 
            Gebed 
             
              U danken wij om Hem 
                Een zoon uit de schoot van uw volk, 
                Die is als een licht 
                Dat de sluier wegneemt van alle volken, 
                Als een licht dat de glorie van Israël uitstraalt. 
                Hij was het die met uw liefde 
                Alle kou en verharding, zelfs alle dood trotseerde. 
                Hij was het die in liefde bleef geloven 
                Zelfs in de nacht dat hij verlaten en verraden werd. 
                Overschaduw ook ons met uw heilige Geest. 
                Verwek in ons liefde die blijft, 
                Die bestand is tegen hoogmoed en wanhoop, 
                Tegen onverschilligheid en verwarring. 
                Houd ons op koers met uw Geest, 
                Zoals die Hem bezield heeft. (S. de Vries, Het rijk alleen, 
                p. 212)  
             
            Inleiding op het evangelie 
            In het evangelie 
              van Marcus komen we aan een beslissende wending. Tot hiertoe heeft 
              alles zich afgespeeld rond het meer van Galilea. Marcus heeft verteld 
              hoe Jezus zijn leerlingen onderrichtte, hoe Hij wonderen deed, hoe 
              Hij botste met de religieuze leiders over het onderhouden van de 
              Wet, enz. Dikwijls eindigden die verhalen ofwel met ongeloof en 
              kritiek, ofwel met een soort afstandelijke bewondering. Vanaf nu 
              komt een heel nieuwe tijd. Jezus verlaat het vertrouwde gebied en 
              begint stilaan op weg te gaan naar Jeruzalem, hét centrum 
              van de Joodse godsdienst dat Hij in vraag stelt. Marcus opent dit 
              deel met een krachtige belijdenis van Petrus: U bent de Messias. 
              Vanaf nu komt tot 3 keer toe de waarschuwing dat Hijzelf, Jezus, 
              zal vervolgd worden, en dat zijn volgelingen hetzelfde lot zal te 
              beurt vallen. 
            Marcus 8, 27  35 
               
              Lied 216: Heer Jezus, mens van vlees en bloed 
            Homilie 
            Ik kan me niet 
              van de indruk ontdoen dat het evangelie dat we net hoorden waarschijnlijk 
              een constructie van de evangelist Marcus is. Een knappe vondst waardoor 
              je een idee krijgt hoe mensen in die tijd naar Jezus keken en hoe 
              uiteindelijk de leerlingen na Jezus dood Hem zijn gaan ervaren. 
              Tussen die twee is er een wereld van verschil. Blijkbaar dachten 
              veel volksgenoten heel waarderend over Jezus. Velen meenden dat 
              Johannes de Doper zou terugkeren, of Elia net voor de Messias zou 
              komen. Dat ze Jezus als een van de profeten zien was dus heel waarderend, 
              maar ook met een zekere afstand en vrijblijvendheid. Vandaar dat 
              Marcus verder gaat en Jezus de vraag in de mond legt: maar jullie, 
              wie ben Ik voor jullie? En dan gebeurt er heel veel in enkele woorden. 
              Petrus spreekt in naam van de groep zijn geloof in Jezus uit als 
              de Messias, maar vreemd genoeg wil Jezus niet dat dit wordt voortverteld 
              totdat Hij zal zijn gestorven en verrezen. Alsof Marcus wil beleren 
              dat niemand ook Petrus niet op dat ogenblik kan begrijpen wat het 
              betekent Messias zijn, en dat dit pas na de dood en 
              met de verrijzenis zal duidelijk worden. 
               
              De vraag van Jezus blijft echter brandend aanwezig: Wat betekent 
              Hij voor zijn volgelingen en wat voor ons, die 2000 jaar later in 
              datzelfde voetspoor stappen? Eerlijk gezegd vind ik het een vervelende 
              vraag. Ik noem mij christen en dus volgeling van Jezus, ik lees 
              de teksten, die over Hem spreken, ik heb een berg boeken over Hem 
              gelezen, en zo ontstaat stilaan een soort caleidoscoop, een veelkleurig 
              palet waarbij me nu eens dit en dan weer dat aanspreekt. Maar plots 
              moeten zeggen hoe die Jezus op mij overkomt en wie Hij voor mij 
              is, is vervelend.  
               
              Datzelfde maak ik dikwijls mee als ik vele uren met mensen heb gesproken. 
              Plots vragen ze dan welke indruk ik van hen heb, wat volgens mij 
              hun echte probleem is. Begrijpelijk dat men dit vraagt, maar plots 
              kun je niet meer de houding van inleven aannemen, maar moet je op 
              afstand een synthese maken. Dat gevoel heb ik hier ook. Daarbij 
              komt nog dat als je durft uitspreken wie die Jezus voor jou is, 
              je goed op je tellen moet passen, want in Rome zitten een aantal 
              scherpslijpers, die je bij het minste een onvoldoende geven. De 
              vraag dwingt je ook tot grote ernst en een zekere plechtstatigheid. 
              Je kan toch niet zomaar zeggen: Jezus een toffe peer, knappe bol, 
              een grapjas. Denk maar aan de plechtige woorden die we daarstraks 
              zongen.  
              En toch is de vraag belangrijk hoe vervelden ook, want ze dwingt 
              ons tot uitspreken, tot verwoorden en weer hernemen. Wie zeg 
              jij dat ik ben? Vooruit dan maar. 
               
              Wat ik bewonder is hoe die Jezus recht door zee durfde gaan. De 
              wereld mocht op zijn kop staan, iedereen mocht weglopen Hij ging 
              gewoon verder op zijn weg en nam geen woord terug van wat Hij dacht. 
               
              Jezus was in de context van de Joodse geloofswereld origineel, alhoewel 
              Hij ook veel van anderen heeft gepikt, maar Hij gaf er zijn eigen 
              wending aan. Als God onze Abba is, als Hij zo grenzeloos onze kant 
              kiest, dan staat de samenleving op haar kop, want dan hebben de 
              zwaksten evenveel of zelfs meer rechten dan de sterken. En heel 
              de Thora kun je in één zin samenvatten: God beminnen 
              met heel je wezen en van anderen houden als van jezelf of van anderen 
              houden om henzelf. Dat moet je hier en nu doen, zonder veel omhaal, 
              nederig en eenvoudig als een kind. 
               
              Wat ik zo bijzonder vind is dat Jezus dit niet alleen zegt en met 
              allerlei parabels op een meesterlijke manier vertelt, maar dat al 
              de rest van zijn verhaal bewijs is dat Hij ook effectief handelde 
              volgens hetgeen Hij zei. Dat is dus de Messias. 
               
              En dan gebeurt iets ongelofelijks: zon eenvoudige, directe 
              boodschap en leven volgens die lijn kan de wereld blijkbaar niet 
              verdragen. De Joodse religieuze wereld stond op zijn kop, alle heilige 
              huisjes en hun acolieten spuwden vuur en vlam. En dan gebeurt het 
              ongehoorde, onvoorstelbare. Toen men die man uit de weg ruimde, 
              kwam God zelf tussen om te tonen dat Hij op het juiste spoor zat. 
              God toonde dat dit leven, en ook het leven van allen die als Jezus 
              zullen leven, nooit op een dood spoor eindigt, maar opgenomen wordt 
              in het Licht, zijn Licht.  
               
              Toen werd pas helemaal duidelijk wat Jezus op aarde van die God 
              had gezegd. Zo groot is dus de liefde van God voor ons, zoekende 
              en wroetende aardwormen. Toen pas gingen leerlingen beseffen dat 
              die Jezus de Messias, zoon van David, zoon van Adam, zoon van God 
              is, en ga zomaar door. Welke woorden je gebruikt is relatief, ze 
              zijn verbonden met de situatie van waaruit je spreekt, je achtergrond, 
              je geschiedenis. Het enige waar het Jezus in dit evangelie om ging, 
              was dat je niet vrijblijvend, van op afstand over Hem zou spreken, 
              maar dat je zou kiezen: voor of tegen Hem. Dat Hij onder je huid 
              mag kruipen, dat je hem inslikt zodat Hij voortaan ongemerkt je 
              leven gaat tekenen. En indien je dan gaat leven zoals Hij, zal opnieuw 
              de wereld op zijn kop gaan staan en loop je het risico eenzelfde 
              lot te ondergaan. 
              Wat denk je? Misschien zou hier pas de homilie moeten beginnen, 
              maar nu als een gesprek waarbij elk van jullie zijn of haar ervaring 
              kan vertellen. 
            Groot dankgebed 150: Die 
              naar menselijke gewoonte 
            Communielied 719: (psalm 139): 
              Gij, Gij peilt mijn hart
             
             |