29 september 2013 : De rijke en de arme (Lucas 16,19-31) 
            Johan Denaeyer 
               
              Begroeting: 
             
              De dood heeft geen macht over 
                het leven. 
                Het leven heeft geen macht over de dood.  
                Beiden zijn één, uitdrukking van het Goddelijke 
                in ons. Onlosmakelijk verbonden. 
                Onze taak is het, om al niet tijdens ons leven, dood te zijn. 
                Misschien moet je wel van de dood houden. Om te leven. 
                Want waar de dood is, is ook altijd de liefde.  
                            
                (vrij uit de De Nachtwandelaar van M. Frederiksson, p. 
                393) 
             
            Evangelie Lucas 16,19-31 
             
              Er was eens 
                een rijk man die in purper en fijn linnen gekleed ging en iedere 
                dag uitbundig feest vierde, terwijl een arme, die Lazarus heette, 
                met zweren overdekt voor de poort lag. Hij verlangde er naar zijn 
                honger te stillen met wat bij de rijkaard van de tafel viel. Ja, 
                zelfs kwamen honden zijn zweren likken. 
                Nu gebeurde het dat de arme stierf en door de engelen in de schoot 
                van Abraham werd gedragen. De rijke stierf ook en kreeg een eervolle 
                begrafenis. In de onderwereld, ten prooi aan vele pijnen, sloeg 
                hij zijn ogen op en zag van verre Abraham, en Lazarus in diens 
                schoot. Toen riep hij uit: Vader Abraham, ontferm u over mij en 
                geef Lazarus opdracht de top van zijn vinger in water te dopen 
                en mijn tong daarmee te komen verfrissen, want ik word door de 
                vlammen hier gefolterd. 
                Maar Abraham antwoordde: Mijn zoon, herinner u hoe gij tijdens 
                uw leven uw deel van het goede hebt gekregen en op gelijke manier 
                Lazarus het kwade; daarom ondervindt hij nu hier de vertroosting, 
                maar wordt gij gefolterd. Daarenboven gaapt er tussen ons en u 
                voorgoed een wijde kloof, zodat er geen mogelijkheid bestaat, 
                zelfs als men het zou willen, van hier naar u te gaan noch van 
                daar naar ons te komen. 
                De rijke zei: Dan vraag ik u, vader, dat gij hem naar het huis 
                van mijn vader wilt sturen, want ik heb nog vijf broers; laat 
                hij hen waarschuwen, opdat zij niet eveneens in deze plaats van 
                pijniging terecht komen. Maar Abraham sprak: Zij hebben Mozes 
                en de profeten; laat ze naar hen luisteren. Maar hij zei: Och 
                neen, vader Abraham! Maar als er een uit de doden naar hen toegaat, 
                zullen ze zich bekeren. Hij echter sprak tot hem: Als ze naar 
                Mozes en de profeten niet luisteren, zullen ze zich ook niet laten 
                overreden, als er iemand uit de doden opstaat.' 
             
            Homilie 
               
              Vandaag lezen we het verhaal van een rijke man die sterft, en van 
              een arme man die sterft. De rijke man komt na zijn dood in de vlammen 
              terecht, ten prooi aan vele pijnen. De arme man mag aanliggen in 
              de schoot van Abraham, symbolische taal voor een verblijf in gelukzaligheid. 
               
               
              Als Jezus de rijke man de vlammen instuurt, en de arme in een schoot 
              van gelukzaligheid kan rusten, is het dan vanuit ons geloof toegestaan 
              rijk te zijn?  
              Persoonlijk beken ik dat ik lange tijd geloofde dat rijk zijn vies 
              was, niet goed, het hoort niet. Maar bij vele vaders 
              uit het Oude Testament is rijkdom juist een teken van godsvrucht. 
              Rijkdom komt voort uit het zich afstemmen op het Goddelijke, leven 
              naar Zijn voorbeeld.  
               
              Aan de andere kant kan je het evangelieverhaal van vandaag lezen 
              als een garantie voor de arme mens dat hij na zijn dood een verblijf 
              in gelukzaligheid kent. Deze gedachtengang leidde eind 17de-begin 
              18de eeuw tot het zogenaamde priesterbedrog. Dit bedrog houdt in 
              dat religie geldt als opium, als opium voor het volk. 
              Op basis van een snelle lezing zou je die redenering wel ergens 
              kunnen begrijpen. Maar is snel lezen de beste manier?  
              Bent u rijk? Voelt u zich rijk? Als ik je deze vraag zo op de man/vrouw 
              af stel, is de kans groot dat u allicht uw huidige situatie gaat 
              vergelijken, uzelf gaat ijken t.a.v. een ingebeelde standaard. Menselijk. 
               
               
              Maar u voelt allicht ook dat het woordje rijk wel eens 
              rijk aan betekenissen zou kunnen zijn. Ik kan je horen zeggen dat 
              je misschien niet zo veel huizen of gronden of aandelen bezit, maar 
              wel dat je rijk bent aan vriendschap, aan kinderen of kleinkinderen, 
              kortom aan mensen rondom je. Rijk en arm in het evangelie van vandaag 
              gaan echter duidelijk over materieel rijk: onze rijke man uit het 
              evangelie draagt purperen linnen, houdt dagelijks feest, eet lekker 
              veel en krijgt een eervolle begrafenis; daartegenover staat onze 
              arme man, Lazarus: hij lijdt honger, heeft een lichaam met zweren 
              overdekt, en, top of the bill, honden likken zijn zweren.En de wijde 
              kloof die er tussen hen beide bij leven gaapt, gaapt verder na de 
              dood. Niet zomaar een wijde kloof, neen, definitief een wijde kloof. 
              Onherroepelijk. 
               
              De rijke ligt in de vlammen, 
              lijdt pijnen en moet wel een verschroeiende dorst hebben. De arme 
              ligt in de schoot van Abraham, gelukzalig. En dan smeekt de rijke 
              man om een beetje water. Voor zichzelf. Maar Abraham stelt dat dit 
              niet mogelijk is, dat tijdens hun leven de rijke het goed heeft 
              gehad, en Lazarus het slechte. En daarom worden de zaken hier (in 
              het dodenrijk) nu omgekeerd. De kloof tussen de rijke en de arme 
              man is onherroepelijk, definitief. Persoonlijk vind ik dit zelf 
              getuigen van heel weinig mededogen. Jezus moet dus wel een serieuze 
              reden hebben gehad om in deze parabel zo te staan dreigen met iets 
              onherroepelijks. 
               
              De rijke man merkt dus snel 
              dat er voor hemzelf weinig tot geen manouvreerruimte inzit. Dus 
              stelt hij voor dat Lazarus zou mogen teruggaan naar de aarde, zodat 
              deze zijn vijf broers zou kunnen verwittigen over wat er hen te 
              wachten staat als ze voortdoen zoals ze bezig zijn. Wat ik attent 
              vind van de rijke man. Abraham antwoordt daarop dat die vijf broers 
              Mozes en de profeten hebben. Jamaar houdt 
              de rijke man vol, Mozes en de profeten, tot daar aan toe, 
              maar een man opgewekt uit de doden daar zullen ze van weg hebben, 
              die zullen ze geloven. 
               
              Ik weet niet of dit een verwijzing is naar de verrijzenis van onze 
              Heer en het ongeloof van de Joden daarop, maar hierop antwoordt 
              Abraham (nogal kort): Als ze naar Mozes en de profeten niet 
              luisteren, zullen ze zich ook niet laten overtuigen door iemand 
              die opstaat uit de doden. Einde discussie. Punt aan de lijn. 
               
              Ik zou hier een bekende mantra in kunnen herkennen, overgeërfd 
              van onze ouders en grootouders: Wie niet horen wil, moet voelen. 
              Einde discussie. Einde relatie. Punt aan de lijn. 
               
              Wie niet horen wil, 
              moet voelen. Maar wat had hij dan moeten horen? Is het verboden 
              te genieten van het leven (lekker eten, veel feesten)? Begin juli 
              op vakantie in Portugal, bezochten we het grootste klooster van 
              dat land, het cisterciënzerklooster van Alcobaca; de abt en 
              zijn orderegel stelden dat het leven, het Goddelijke, overvloed 
              is. De enige correctie op die overvloed van het leven manifesteerde 
              zich in een deuropening in de refter: wanneer een monnik door zijn 
              volume daar niet meer doorheen geraakte, was het tijd om te vasten. 
               
               
              Voor mij is het Goddelijke inderdaad overvloed. En al dan niet deel 
              hebben aan die Goddelijke overvloed hangt in grote mate af van jouw 
              persoonlijke instelling.  
              Maar ik word getrokken naar nog een andere, bijzondere gedachtengang: 
              wie zich niet meer laat verwonderen door de wijsheid van verhalen, 
              door de inspiratie ons overgeleverd door vorige generaties, - Mozes 
              en de profeten-, die mist rijkdom in zijn leven. En wie de 
              overvloed van het leven verengt tot een specifiek onderdeel ervan, 
              nl. de materie, die is toch wel al té zeer in de ban van 
              de ring. -- Té. Is het cruciale woordje hier. 
               
              Materie, -en zijn voornaamste 
              speler: geld- is niet vies, echt niet. Het behoort tot 
              het leven zoals de geest en de ziel dat doen. Maar het is wel een 
              kracht in ons leven. En krachten vragen om meesterschap. Persoonlijk 
              ken ik de zoon van een succesvolle industrieel die me zegt: ik 
              weet niet wat ik moet doen met al dat geld, dat weegt enorm op mij. 
               
              En ik zou de mensen niet te eten willen geven die naar buiten toe 
              (materieel) succesvol ogen, in hoge posities zitten , met eer en 
              aanzien, maar wiens privéleven een echte puinhoop is. Met 
              dramas, die, moesten ze de kranten of het nieuws halen,( wat 
              ik wel wat smeuiig zou vinden), bepaalde beelden die we ingelepeld 
              krijgen, zouden kunnen corrigeren, ontmaskeren, entmythologisieren. 
              Het zou veel levens-zaken misschien terug in een juiste verhouding 
              helpen schikken. 
               
              Mensen zoeken allemaal geluk. 
              Vaak in dingen, soms té eenzijdig in dingen. Ze realiseren 
              zich daarbij niet dat geluk niet hebben is , maar zijn. 
              Je kan geen geluk hebben, je bent gelukkig, ja toch? 
              Geld, materie , ze bezitten een enorme aantrekkingskracht. Omdat 
              ze zo zichtbaar zijn, omdat ze zon ogenschijnlijke veiligheid 
              bieden, omdat ze directe erkenning geven. Gebrek aan meesterschap 
              over dergelijke krachten en machten, verhindert echter dat je je 
              nog verwondert over die andere aspecten van het leven, die andere 
              aspecten van de Goddelijke overvloed. Zoals ..? 
               
              Zoals de magie van de liefde. 
              En onderdeel daarvan: mededogen. Het materiële als enige of 
              als hoofdnorm in jouw leven, maakt dat leven arm. Je miskent er 
              het aspect van relaties mee. En relaties, dat is ons platform voor 
              de liefde. Geen mededogen meer hebben, de ander niet meer zien, 
              is eigenlijk bij leven arm zijn, voor sommigen zelfs al dood zijn. 
              En dat, - op de keper beschouwd- , omdat een ding jou in beslag 
              neemt. Omdat een ding meesterschap over jou heeft. In plaats van 
              dat jij meesterschap hebt over het ding. En dan zit je daar, in 
              beslaggenomen, zoals bij een deurwaarder. 
               
              Bent u rijk? Bezit u een 
              vermogen? Het vermogen tot liefhebben? Het is geen oordelende, slechts 
              een verstilde vraag. 
               
              Gebed dat de viering afsluit 
             
              Iemand ging naar de deur van 
                zijn Beminde -- en klopte aan. 
                Een stem vroeg: "Wie is daar?" 
                Hij antwoordde: "Ik." 
                De stem zei:"Er is hier geen plaats voor Mij en U." 
                De deur bleef gesloten. 
                 
                Na een jaar van eenzaamheid en gemis 
                keerde hij terug en opnieuw klopte hij aan bij de deur van zijn 
                Beminde. 
                 
                En opnieuw vroeg de stem van binnen:"Wie is daar?" 
                De man zei: "U." 
                 
                De deur ging voor hem open. (vrij naar gedicht van Jalal ad-Din 
                Rumi) 
             
             |