18 mei 2014: 5° Paaszondag
            Ik ben de weg, de waarheid en het leven (Jo. 14,1-12)
            Marcel Braekers 
             
            Begroeting 
             
              Toen zag ik 
                dit: het lam stond op de Sion, en bij het lam waren honderdvierenveertigduizend 
                mensen die zijn naam en die van zijn Vader op hun voorhoofd hadden. 
                Ik hoorde uit de hemel een geluid komen dat klonk als het geluid 
                van geweldige watermassas, van zware donderslagen; het geluid 
                als het geluid dat muzikanten maken die op de lier spelen. Er 
                werd voor de troon en voor de vier wezens en de oudsten iets gezongen 
                dat leek op een nieuw lied. Niemand kon het lied begrijpen, behalve 
                de honderdvierenveertigduizend mensen die van de aarde zijn vrijgekocht. 
                (Openbaring 14,1-3) 
             
            Lied 103: Gezegend deze 
              dag 
            Gebed  (bijzonder 
              gebed voor Maria Franzen, de moeder van Patrizia Hardt) 
             
              Voor U, o God, zingen wij dit 
                lied. 
                Tot U vragen wij om deze dag te zegenen, 
                Samen met U bidden wij voor de vele gezinnen 
                Waar vandaag verdriet en gemis heerst, 
                Hier en in Turkije, In Soedan en op zoveel plaatsen in de wereld. 
                En wij bidden voor onze kinderen 
                Voor diegenen die in deze dagen hun communie doen 
                Speciaal voor Roel en Fien, 
                En voor zovelen in onze gemeenschappen. 
                Zegen hen allen, troost hen, 
                En zegen deze dag met uw ongrijpbaar Licht. 
             
            Lied 103: Gezegend deze 
              dag 
            Inleiding 
               
              Soms denk ik arme Jezus van Nazareth. Tijdens zijn leven 
              werd hij uitgelachen en was hij slachtoffer van haatcampagnes, later 
              werd hij als een bandiet op het kruis genageld. En na zijn dood 
              zit hij aan de rechterhand van zijn Vader om te oordelen levenden 
              en doden. Geef toe geen pretje, niet tijdens en niet na zijn 
              leven. Ik denk dat ik liever op café zou zitten of in een 
              hoekje met een boekje dan aan de rechterhand van mijn Vader.  
              De schuld van die vervormingen ligt bij ons, gelovigen en ongelovigen, 
              die er maar op los projecteren. Peter Schmidt heeft een doctoraat 
              gemaakt over de manier waarop in de geschiedenis de Christus werd 
              afgebeeld. Je merkt dan hoe iedere tijd en, in die tijd, ieder individu 
              zich een beeld heeft opgebouwd van deze Jezus.  
               
              Helaas moet ik toegeven dat we van die Jezus geen enkel geschrift 
              hebben, geen afbeelding, enkel maar het getuigenis van aanhangers 
              die met Hem dweepten. Ik had een medebroeder, specialist in het 
              Nieuwe Testament en in de manier waarop men in het vroege Jodendom 
              over Jezus dacht. Dikwijls verzuchtte hij: Mocht ik één 
              woord hebben waarvan wit op zwart bewezen is dat het zeker van Jezus 
              is, dan kan ik een hele christologie opbouwen. Hij dacht zoals 
              Descartes die op zoek was naar de éne onbetwijfelbaar zekere 
              punt, maar er bestaat geen. Wat die getuigen zegden en schreven 
              is daarom niet zomaar uit de lucht gegrepen, maar je moet er altijd 
              mee rekening houden dat ze over de aardse Jezus schreven vanuit 
              hun geloof dat Hij later zou verrijzen. En je moet nagaan voor wie 
              ze hun evangelie schreven en wat ze zelf als geloof hadden. 
               
              We horen nu een fragment uit de afscheidsrede van Jezus zoals opgetekend 
              door Johannes. Wat je verneemt is geen beeld, geen projectie, maar 
              het diepe geloof van een gemeente en een schrijver die hun lijden 
              weerspiegeld zagen in het lijden van Jezus. Tomas Didimus, de tweelingbroeder 
              van elk van ons, vraagt aan Jezus: Toon ons de weg. 
              En iedere toehoorder in de gemeente herinnerde zich dat het dezelfde 
              vraag was die de Israëlieten eens stelden toen ze wegvluchtten 
              uit Egypte. En het antwoord van Jezus is even verrassend en aangrijpend: 
              Ik ben de Weg, de Waarheid en het Leven. Voor deze gemeente 
              was de persoon van Jezus de Weg uit verdrukking en ballingschap. 
               
               
              Johannes 14,1-12 
              Lied 573: Hij die de blinden weer liet zien 
            Eerste communie van Roel 
               
              Het antwoord op de lezing en het lied krijgen plots een andere wending 
              want vandaag doet Roel zijn eerste communie. Hij kreeg een theologische 
              vorming van zijn moeder en gaat voor ons met de tekst een 
              steen in het water iets zeggen over zichzelf, zijn dromen, 
              zijn toekomst en over Jezus die voor hem een weg kan zijn. 
              We begeleiden zijn tekst 
              met refrein 366: Dat wij volstromen met levensadem"  
               
              Steen en water 
              (tekst van Roel: bron: www.klj.be)  
             
              Ik heb een steen in mijn hand. 
                Een steen waar ik mijn diepste ik in vind. 
                Het is mijn steen. Die steen ben ik. 
                Vanavond gooi ik die steen in een rivier op aarde. 
                Een rivier: de stroom van mijn leven. 
                Een rivier: het leven. 
                 
                Ik twijfel nog. 
                Ik aarzel om mn dichtgeknepen hand te openen 
                en de steen over te leveren aan het stromende water. 
                Want het water stroomt; het leven overweldigt. 
                Ik zie stapels studiemateriaal, ik zie een werkkring, ik zie een 
                thuis. 
                Ik hoor onbekende stemmen  
                die een waterval van woorden laten neerkomen op mij. 
                Ik hoor geluid en gelach en gefluister 
                als zachte regendruppels die kringen maken op het water: 
                kleine golfjes die uitdijen en mijn steen raken. 
                Ik voel slijk en grind langs mij heen schuren. 
                Zal dit alles mij uiteindelijk glad en gepolijst, volkomen doen 
                zijn? 
                 
                Maar wat als er sterke stroming is op de stroom, 
                wat met het stoten tegen andere stenen, 
                wat als mijn steen heen en weer geslingerd wordt, 
                als ik word meegevoerd en dan weer alleen gelaten? 
                Wacht de steen een niet te stuiten stroom van pijn? 
                De komende conflicten met familie, collegas, vrienden. 
                De wereld die druipt van het kwaad. 
                 
                Zal ik er gaver in verder leven? Leren uit mijn fouten? 
                Zal ik de stroom een nieuwe wending kunnen geven, 
                of zal ik bedorven worden onder het slijk en anderen mijn leven 
                laten leven? 
                Zal ik behoed worden voor de draaikolken van haat, onbegrip, jaloezie? 
                Of zal ik deinen op een rustig kabbelende stroom 
                van verstandhouding, trouw, begrip, eerlijkheid, of op de stroom 
                van de liefde? 
                Zal ik weerstand kunnen bieden aan de stroom van drang naar bezit, 
                macht en prestige? 
                Ik wil durven geloven in de andere stenen in dezelfde stroom. 
                Ik wil in mezelf geloven. 
                Ik wil de rivier en zijn stenen liefhebben. 
                Ik wil een teken geven van mijn gedachten, mijn streven, mijn 
                lijden, mijn leven. 
                Dus gooi ik mijn steen in de rivier. 
                Maar ik hou nog even mijn hand vast voor ik werp. 
                Laat me nog niet helemaal los
 
             
            Lied 366: Dat wij volstromen 
              met levensadem"  
               
              Commentaar van Gerlinde 
            Groot dankgebed 553: Gij 
              die geroepen hebt o mens, en wij werden geboren 
              Na de communie lied Lied 552: Maak ons tot het zout der aarde 
               
              Tekst voorgelezen door Fien Zalig de jongeren... 
              (bron: www.klj.be) 
            
             
              Zalig de jongeren met idealen: 
                zij bouwen aan de toekomst. 
                 
                Zalig de jongeren die ja zeggen tegen het leven: 
                zij zullen het geluk ontdekken. 
                 
                Zalig de jongeren die weerbaar staan tegen tegenslag: 
                zij kunnen het leven aan. 
                 
                Zalig de jongeren die kritiek verdragen: 
                zij zullen hun leven verrijkt zien. 
                 
                Zalig de jongeren die geduld kunnen opbrengen: 
                zij zullen hun doel bereiken. 
                 
                Zalig de jongeren die initiatief durven nemen: 
                zij laten de samenleving niet in slaap vallen. 
                 
                Zalig de jongeren die geen geweld gebruiken: 
                zij bouwen aan de vrede. 
                 
                Zalig de jongeren die onrecht durven aanklagen: 
                zij banen een weg van hoop. 
                 
                Zalig de jongeren die de realiteit durven zien: 
                zij bouwen aan de toekomst.
               
             
             |