15 augustus 2014: Hoogfeest van Maria 
            Marcel Braekers 
            Openingszang 501: Salve 
              Regina 
            Begroeting 
            De salve 
              regina heeft in de dominicaanse traditie een belangrijke plaats. 
              Elke dag wordt er het nachtgebed mee afgesloten, het wordt gezongen 
              bij alle belangrijke gelegenheden. Nog maar enkele dagen geleden 
              hebben we een medebroeder begraven en we sluiten de dienst altijd 
              af met het moment dat alle medebroeders rond de kist gaan staan 
              en het salve zingen. Het is elke keer een heel ontroerend 
              moment. 
               
              De zang heeft daarmee het karakter van transformatie gekregen: zingend 
              gaan we over van de dag naar de nacht, van het leven naar de dood, 
              maar ook van het zetten van een nieuwe stap in het leven. Ik vind 
              het daarom mooi om in deze dominicaanse kapel dit feest van Maria 
              te openen met deze zang. We gedenken dat Maria haar bestemming vond 
              toen ze werd opgenomen in Gods liefde. Met ziel en lichaam 
              werd de onbevlekte maagd opgenomen in de hemelse heerlijkheid 
              zei paus Pius XII in 1950 en maakte daarbij van zijn uitspraak een 
              dogma.  
              Gelukkig las ik ooit de uitspraak van Herman De Dijn die zei:Je 
              kunt dogmas alleen begrijpen als je ze zingt. Buiten de context 
              van dat ritueel heeft zon dogma geen betekenis. (Knack 
              13/07/2011) Zo heb ik ook deze uitspraak begrepen en daarom werd 
              deze viering geopend met die prachtige zang. 
              Laten we het daarom stil maken in ons en God smeken om zijn genadige 
              nabijheid. 
            Lied 139: Wees Gij het 
              woord, Gij de stilte 
            Gebed 
             
              Wees gegroet, Maria 
                Door u ontving onze wereld Jezus, 
                Beeld en gelijkenis van God. 
                Doorheen uw levenswandel leerden wij 
                Hoe vreugde en verdriet, nabijheid en verlatenheid 
                Een onvermijdelijk deel van ons bestaan vormen, 
                Maar ook, hoe God ons daarin nabij is. 
                Leer ons zoals Gij 
                Te luisteren naar Gods Woord, 
                Leer ons te hopen zoals Gij 
                En te dragen en verdragen wat het leven ons ongevraagd opdringt, 
                Opdat Gods Geest ook ons mag vervullen 
                Zoals Hij eens in U deed. 
             
            Het evangelie van Maria 
             
              In de zesde 
                maand zond God de engel Gabriël naar de stad Nazareth in 
                Galilea, naar een meisje dat was uitgehuwelijkt aan een man die 
                Jozef heette, een afstammeling van David. Het meisje heette Maria. 
                Gabriël ging haar huis binnen en zei: gegroet Maria, 
                je bent begenadigd, de Heer is met je. Ze schrok hevig bij 
                het horen van zijn woorden en vroeg zich af wat die begroeting 
                te betekenen had. (Lucas 1, 26-29) 
                 
                Terwijl ze in Bethlehem 
                waren, brak voor Maria de dag van haar bevalling aan, en ze bracht 
                een zoon ter wereld, haar eerstgeborene. Ze wikkelde hem in een 
                doek en legde hem in een voederbak, omdat er voor hen geen plaats 
                was in het nachtverblijf van de stad. (Lucas 2,6-7) 
                 
                Na drie dagen vonden ze 
                Jezus in de tempel, waar hij tussen de leraren zat, terwijl hij 
                naar hen luisterde en hen vragen stelde. Allen die hem hoorden 
                stonden versteld van zijn inzicht en zijn antwoorden. Toen zijn 
                ouders hem zagen, waren ze ontzet, en zijn moeder zei tegen hem: 
                kind, wat heb je ons aangedaan? Je vader en ik hebben met 
                angst in het hart naar je gezocht. Maar hij zei tegen hen: 
                waarom hebt u naar mij gezocht? Wist u dan niet dat ik in 
                het huis van mijn Vader moest zijn? (Lucas 2,46-50) 
                 
                Zijn moeder en zijn broers 
                kwamen naar hem toe, maar ze konden niet bij hem komen vanwege 
                de menigte. Zijn toehoorders zeiden tegen hem: uw moeder 
                en uw broers staan buiten, ze willen u spreken. Maar hij 
                antwoordde: mijn moeder en mijn broers zijn degenen die 
                naar het woord van God luisteren en ernaar handelen. (Lucas 
                8,18-19) 
                 
                Bij het kruis van Jezus 
                stonden zijn moeder met haar zuster, Maria, de vrouw van Klopas 
                en Maria uit Magdala. Toen Jezus zijn moeder zag staan, en bij 
                haar de leerling van wie hij veel hield, zei hij tegen zijn moeder: 
                dat is uw zoon en daarna tegen de leerling dat 
                is je moeder. Vanaf dat moment nam die leerling haar bij 
                zich op. (Johannes 19, 25-27) 
                 
                Na de dood van Jezus wijdden 
                de leerlingen zich eensgezind en vurig aan het gebed, samen met 
                Maria, de moeder van Jezus, en met zijn broers
. Toen de 
                dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. Plotseling 
                klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, 
                dat het huis waar ze zich bevonden geheel vervulde. Er verscheen 
                aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden 
                en zich op ieder van hen neerzetten en allen werden vervuld van 
                de heilige Geest. (Handelingen 1, 14. 2,1-4) 
             
            Lied 559: 
              Ik groet U vol genade 
               
              Homilie 
               
              Mijn ouders waren heel eenvoudige, diepgelovige mensen. Ze wisselden 
              elkaar af om ervoor te zorgen dat elke dag iemand van de twee naar 
              de mis kon gaan. Hadden ze zorgen dan sprongen ze op hun fiets om 
              in een nabij gelegen bedevaartplaatsje tot Maria te bidden (ze werd 
              ook steevast moeder Maria genoemd). We baden thuis elke avond het 
              rozenhoedje. Het hoorde bij het dagelijkse leven en dus werd er 
              intussen even goed gestreken, kleren versteld of gebreid. Mijn jongere 
              broer en ik waren altijd van dienst om voor te bidden. Maar dat 
              ritueel eindigde in minstens de helft van de gevallen in een homerische 
              lachbui. De ene broer probeerde altijd de andere uit evenwicht te 
              halen bv. door opvallend te hoesten, te beginnen hikken of zich 
              te verspreken. De voorbidder kreeg de slappe lach en werd door mijn 
              ernstige vader buiten gezet, waar die verder bleef lachen natuurlijk. 
              Dan nam mijn vader het heft in handen, maar hij had zon ouderwetse 
              wees gegroet geleerd dat heel het gezin scheurde van 
              het lachen. Einde van de rituele plechtigheid.  
               
              Toen ik een jongen van 12 jaar was, ging ik met mijn ouders mee 
              naar Kevelaer en maakte mijn spaarpot leeg om een mooi met de hand 
              gemaakt Maria-beeldje te kopen. Het staat vandaag nog altijd op 
              mijn werktafel. Zo ben ik opgegroeid en zo leerde ik op een volkse, 
              evidente en eenvoudige manier de warmte en nabijheid van het geloof 
              kennen. Ik noem dat nu de moederlijke poot van ons geloof waarnaar 
              men altijd opnieuw terugkeert. 
               
              Er is daarnaast een tweede stuk in mij gegroeid dat even onstuitbaar 
              is en zijn rechten opeist. Het is dat kritische, afstandelijk vragen 
              stellende dat ik niet kan stoppen. Onbevlekt ontvangen, maagd en 
              moeder tegelijk, opgenomen met ziel en lichaam, moeder die voor 
              ons ten beste spreekt in de hemel. Het zijn voor mij moeilijk te 
              begrijpen uitspraken en dus zing ik maar over deze dogmas. 
              Er is trouwens een grote afstand tussen de Nieuwtestamentische teksten 
              over Maria en wat men er in de latere eeuwen van heeft gemaakt. 
               
              In de tijd van de hoofse minne ging men haar verheffen tot een beeldschone 
              edelvrouw, in tijden van pest en oorlogsellende werd ze beschermende 
              moeder, in een patriarchale tijd was ze de eenvoudige dienstmaagd, 
              enz. Ik bezocht ooit de kunstacademie in Venetië en zag er 
              op enkele uren tijd zoveel beeldschone Marias dat ik helemaal 
              verliefd naar buiten stapte. 
               
              Maar kijk je naar de Bijbelse teksten dan gaat het er helemaal anders 
              aan toe. Ooit las ik de uitleg die Pinchas Lapide gaf aan het kindsheidsverhaal 
              van Lucas. Volgens hem waren Jozef en Maria een koppel zoals zovelen 
              in die tijd, die geweigerd hadden om belasting aan de Romeinen te 
              betalen en daarom verplicht waren onder te duiken. Zo werd het volgens 
              hem begrijpelijk dat hun kindje ergens in een stal werd geboren 
              en ze later moesten vluchten naar Egypte.  
              Indien deze interpretatie juist zou zijn, dan is het begrijpelijk 
              dat hun zoon later de kant van armen en onderdrukten zou kiezen. 
              Hij had dit thuis met de paplepel opgenomen. Stel dat deze visie 
              juist is, dan heeft Maria in stilte ingestemd met de houding van 
              Jezus, en dan is het magnificat dat Lucas haar in de 
              mond legt een boeiende weergave van het diepe geloof dat Maria had 
              in God en in zijn redding. Zij heeft in haar zoon de basis gelegd 
              voor zijn diep vertrouwen in zijn God, ze heeft Hem met zon 
              grote liefde opgevoed dat Hij die liefde aan anderen kon doorgeven. 
              Maar ze gaf die Jezus ook een diep gevoel mee voor gerechtigheid, 
              voor alles wat kwetsbaar en zwak is en op niemand of niets meer 
              kan vertrouwen. Voor zo iemand wil ik knielen en zingen, want zij 
              is een bevoorrechte getuige van Gods grootheid. 
            Groot dankgebed + refrein 138: 
              Sanctum nomen Domini (Mijn ziel prijst de naam van 
              God) 
              Na communie 798: Magnificat 
             
             |