21 September 2014: GODSBEELDEN
Jacques Perquy
Lied: Wie anders zou de hemel
dragen
Verwelkoming:
8 jaar geleden
hielden we een eerste tentoonstelling met beelden van Willy
Peeters. Op het altaar stond toen een klein beeld: "de
hemeldragers". Bij het beeld maakte Kris Gelaude een tekst.
Later zette Arnout er muziek bij. Dit was een wonder gebeuren
hoe verschillende kunstvormen elkaar hebben beïnvloed.
|
 |
Het gaf een nieuwe
dynamiek in het koor en in onze gemeenschap: er vloeide een CD-opname
uit voort van meerdere liederen, met de afbeelding van de hemeldragers
op de kaft en op de binnenbladzijde van onze nieuwe zangbundel.
Vandaag is er opnieuw een tentoonstelling: wie het initiatief heeft
genomen weet ik niet zo goed: was het Willy Peeters of was het Marcel?
In elk geval veel woorden werden er niet aan verspild. We doen het
opnieuw. Voor FF omdat we schoonheid als één van onze
fonteinen bestempelen; fonteinen voor zoekende mensen, zoals we
onszelf noemen.
Lied: Gezegend deze dag
Voor deze viering heb ik
niet voor de voorgeschreven lezing gekozen. Met enige ironie leg
ik de lezing voor over de tien geboden, meer bepaald het tweede
gebod: "Maak geen godenbeelden, geen enkele afbeelding van
iets dat in de hemel hierboven is of van iets beneden op de aarde
of in het water onder de aarde.
Hoe valt dit verbod te rijmen met de tentoonstelling die we houden,
waarvan we zelfs een beeld in het midden van de kapel zetten? Over
beelden en vooral over godsbeelden gaat de viering vandaag.
Gebed: Psalm 115 uit H. Oosterhuis:
150 psalmen vrij
Lezing:
We luisteren straks naar het overbekende verhaal van de tien woorden,
die de kern vormen van de Thora. Wij horen een minder bekende versie
van Nico Ter Linden. Hij geeft goed weer dat deze tien woorden moesten
dienen om - toen en nu - de woestijn te overleven. Han Renckens
noemde dit het woestijnerfgoed: In
de woestijn ontdekken de Israëlieten de onverhulde kern van
het bestaan, de naakte feitelijkheid zonder enige verdoezelende
interpretatie, ze ontwikkelen die sensibiliteit voor het echte en
het authentieke, voor waar het op aankomt: zorgen dat jouw broeder
naast jou op de been blijft tijdens die barre tocht. Die zorg maakt
de leegte vol, het bitter water zoet, en mensen tot mens
(Je eigen schrift schrijven. Meegroeien met de bijbel. Ambo.
1983, blz 38)
Lied: Woestijnlied
Tekst: "De tien woorden"
uit Het land onder de regenboog, blz 204- 206
'De Israëlieten
trokken door de woestijn. Ze wisten precies waar ze niet naartoe
moesten. Niet terug naar Egypte, niet naar een land waar de sterken
de zwakken onderdrukken. Maar waar. lag het land waar ze wel moesten
zijn en hoe kwamen ze daar? "Mozes, jij weet de weg. Wijs
ons die weg."
Mozes ging de berg op. Veertig dagen en veertig nachten bleef
hij daar en bad tot God: "Heer, u weet de weg, wijs ons die
weg."
"Dat zal ik doen," zei God. "De tien geboden die
ik jullie heb beloofd, zullen je brengen naar het land waar de
mensen geen eigengemaakte goden meer aanbidden, de god van het
geld, bijvoorbeeld. Laat de gevangenis van Egypte voor altijd
achter je en trek op naar het land waar leugen en bedrog zijn
uitgebannen, waar ouders en kinderen, vrijen en slaven, heren
en knechten in vrede samenwonen. Tien spelregels geef ik jullie
mee, tien wegwijzers naar het beloofde land."
Het verhaal gaat dat God die tien woorden toen in twee platte
stenen heeft gegraveerd, in twee stenen tafelen, vijf geboden
in iedere steen. Op de eerste steen schreef hij vijf spelregels
voor het eerste en grote gebod: heb God lief met hart en ziel.
Op de tweede steen schreef hij vijf spelregels voor het tweede
gebod, daaraan gelijk: heb je medemens lief met hart en ziel,
want hij is net als jij een schepsel van God. En bovenaan de eerste
steen schreef God een opschrift om de Israëlieten er steeds
aan te herinneren wie de afzender van de tien geboden is.
Ik ben de Heer, jullie God, die je uit de slavernij van Egypte
heeft bevrijd. Daar moet je nooit meer naar terug. Daar hoor
je niet. Blijf bij je bevrijder.
1 Als je van mij houdt, loopje niet ook nog andere goden achterna.
Ik wil bijvoorbeeld niet datje de god aanbidt van ik-ben-sterker-dan-jij-en-dus-ben-ik-de-baas.
Als je voor zo'n god buigt, gaat het altijd mis. Vertrouw alleen
op mij.
2 Je mag van
mij geen afbeelding maken, niet van verf, niet van houten niet
van steen en zeggen: zo ziet God eruit. Dat weetje helemaal niet!
Niemand heeft mij ooit gezien.
3 Wees voorzichtig
met het woordje GOD. Je mag mij niet voor je karretje spannen.
"God wil het," hoor ik de mensen vaak zeggen, maar dan
bedoelen ze meestal dat zij het willen. Ze misbruiken mijn naam
om er zelf beter van te worden. Eigenlijk mag je mijn naam niet
eens uitspreken, mijn naam is heilig.
4 Houd de sabbat
in ere. Je leeft niet om te werken, je werkt om te leven. Houd
daarom iedere zevende dag op met werken en laat ook niemand voor
jou werken. In zes dagen heb ik aarde en hemel geschapen, ruimte
en tijd van leven gemaakt. Denk daar iedere sabbat over na. En
vergeet ook niet dat ik jullie uit de slavernij heb bevrijd. Pas
op voor nieuwe verslavingen! Vier je vrijheid en laat ieder schepsel,
mens en dier, in die vrijheid delen.
5 Houd je vader
en moeder in ere, want als het goed is vertellen zij met hun verhalen
en met hun leven wie ik ben. Als vaders, moeders en kinderen met
elkaar verbonden blijven, komt het land waar het leven goed is
dichterbij.
Dit waren de
vijf geboden van de eerste steen, de vijf woorden over het leven
met God. Op de tweede steen schreef God vijf woorden over het
leven met je naaste: je mag hem zijn leven niet afpakken, je moet
van zijn geliefde afblijven en hem niet van zijn brood beroven,
je mag door valse praat zijn goede naam niet door het slijk halen
en je moet nooit jaloers op hem zijn.
6 Je mag niemand doodslaan. Heb eerbied voor al wat leeft. Kun
jij nieuw leven maken? Alle leven is van God.
7 Maak liefde
tussen twee mensen niet kapot. Die liefde is iets heiligs, je
moet die niet verstoren. Een vogelnest laatje ook met rust. Ieder
huwelijk is breekbaar. Probeer het heel te houden.
8 Je mag niet
stelen. Wie steelt, buigt voor de goud-god. Wees liever te gul
dan te gierig. En bedenk wel: jij bent niet de eigenaar van de
aarde, God is de eigenaar.
9 Je mag niet
liegen. Vertel geen leugens om er beter van te worden, niet over
je zelf en niet over een ander.
10Wees niet
afgunstig. Kijk niet met begerige ogen naar het bezit of het geluk
van een ander, naar wat die allemaal heeft en doet. Je moet niet
een ander willen zijn. Wees jezelf.
Tien
geboden kreeg Mozes van God. Aan de voet van de berg wachtte het
volk, veertig dagen en veertig nachten. Boven was een onweer losgebarsten
met hevige donderslagen, de bliksem flitste, de berg rookte, het
geluid van bazuinen weerklonk. De Israëlieten zagen het en
hoorden het met diep ontzag. De wereld was vol van God.'
Commentaar
Je mag van mij geen afbeelding maken, niet van verf,
niet van hout en niet van steen en zeggen: zo ziet God eruit. Dat
weet je helemaal niet! Niemand heeft mij ooit gezien.
Vanwaar dat absolute verbod, waar de katholieke kerk zich in haar
geschiedenis niets heeft van aangetrokken in tegenstelling tot de
protestanten (en de moslims).
Ik citeer verder uit het boek van Renckens: De woestijngangers
zijn inderdaad bevrijd uit Egypte en zijn goden, en, worstelend
met hun harde aardse gegevens, ontdekken ze de nameloze en nergens
te plaatsen God, die een en al programma en oervoorbeeld is, voor
wat hen als mensen te doen staat. Op hun zwerftocht komen ze een
Naam tegen, die precies uitdrukt wat hun overtuiging is geworden:
die Naam bevrijdt en ontplooit mensen, formuleert wat mensen voor
elkaar moeten en mogen zijn. Waar zij dat doen, wordt die naam geheiligd.
Het beeldverbod geldt niet
enkel de materiële afbeelding, maar betreft evenzeer de verbeeldingen
die we ons van God maken. De mens kan het evenwel niet laten, om
wat hem intrigeert, ook voor ogen te halen. Kinderen, aan wie gevraagd
wordt hoe ze zich God voorstellen, hebben het steevast over een
oude man met een grijze baard. Ook volwassenen hebben allerhande
eigenschappen aan God toegeschreven. De bijbelse mensen deden dit
evenzeer: Oosterhuis schreef een litanie van de vele verschijningsvormen
van God in de bijbel: de almachtige, de algoede, de rechter die
straft en beloont, de wreker, Hij die over dood en leven beschikt,
de grote uurwerkmaker die het universum doet draaien,
.
Het zou boeiend zijn, om
van elk van jullie te vernemen, welk beeld je van God hebt. Veel
kans overigens dat dit naargelang de omstandigheden wijzigt. Het
lezen van de bijbel is dan ook een oefening, om ons Godsbeeld te
bevragen en bij te stellen.
In de film God on trial (God voor het gerecht gedaagd), die
we hier hebben vertoond, zien we hoe een groep Joodse gevangenen
in een concentratiekamp, op de vooravond van hun executie, al hun
denkbeelden over God in vraag stellen: zijn trouw, zijn almacht,
zijn liefde voor zijn volk. Het sterkste moment in de film, is het
vlijmscherpe rekwisitoor van een vrome rabbijn, die tientallen keren
uitroept: God is niet goed en dit illustreert
met de vele wreedheden waartoe Jahweh oproept in de bijbelse verhalen.
Op het ogenblik dat je dan als kijker denkt: wat blijft er
dan nog over van zijn God, worden de rabbijn en zijn lotgenoten
uit de barak gedreven om naar de gaskamers te worden gebracht. En
te midden de angst en de paniek, heft de rabbijn een gebeden, waarin
hij zijn geloof in God uitspreekt.
Oosterhuis verwoordt het
beeldverbod als volgt: Het hart van de Joodse religie
zegt, dat God beeldloos en onbenoembaar is, slechts te eerbiedigen
door wie Zijn naam niet uitspreekt. Meister Eckhart
zegt het minstens even scherp: Enkel wie God in geen
enkele vorm of gestalte zoekt, grijpt Hem vast zoals Hij in en uit
zichzelf bestaat. (Oosterhuis heeft zijn laatste boek
Vriend voor het leven genoemd naar een naam die Eckhart gaf
aan God: "verre, vreemde vriend" (blz 138).
Bij het lezen van deze gedachten,
denk ik aan al de vieringen - nogal dikwijls bij uitvaarten - waarin
over God in alle stelligheid wordt gesproken. God als evidentie.
Dat is wat veel mensen reeds lang stoort in veel kerkelijk spreken,
al of niet in dogmas, alsof in het geloof alles zo zeker is
en vast staat. Veel liever is mij de uitdrukking over God die ik
ooit ergens las: Dieu: peut-être. Moeilijk te vertalen:
God misschien of God kan zijn. God als hypothese.
En dat brengt
mij terug bij het beeld, dat vandaag in ons midden staat en mij
zo heeft aangesproken. Magisch heeft W.
Peeters het genoemd. Mij spreekt het erg aan omdat het om groepen
mensen gaat die tasten naar het mysterie. Het mysterie zelf blijft
doorzichtig: je weet niet wat je ziet. Elke groep staat aan een
kant en ziet eigenlijk niet dat aan de andere kant mensen naar hetzelfde
tasten. Mensen zijn niet gauw geneigd om in gesprek te gaan met
anderen waarover ze zelf niet zo zeker zijn. Zich afzetten tegen
anderen bedreigt elke gelovige groep.
Maar ik zie ook
dat de personen elkaar aanraken en naar de woorden van Henckens
elkaar staande houden in hun zoektocht. Dit is,
wat ik, wat wij al dikwijls in onze gemeenschap heb mogen ervaren:
dat wij elkaar staande houden.
Tenslotte doet de kubus in het midden, mij denken aan de duistere
spiegel waarover Paulus het heeft in zijn brief aan de Korinthiërs.
We horen nu de tekst van Paulus over de kern van ons geloven. |
 |
Lezing: I
Korintiërs 13: 8 - 13
[8] De liefde
zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal
zal verstommen, kennis verloren gaan [9] want ons kennen
schiet tekort en ons profeteren is beperkt. [10] Wanneer het volmaakte
komt zal wat beperkt is verdwijnen. [11] Toen ik nog een kind
was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik
als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter
me gelaten. [12] Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar
straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar
straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. [13]
Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste
daarvan is de liefde.
Lied: Nu nog met halve woorden
Lied: Oergebaar
Groot dankgebed: Gij de grond
van ons vertrouwen
Slotgebed:
Kies maar uit - goden genoeg
als je die Ene niet wil
die je Zijn woord heeft gegeven
die je de vreemdelingen wijst als zijn naaste.
Als je die Ene niet wil als de grond van je leven
zijn alle anderen, één voor één
om het even. (H.Oosterhuis)
Slotlied: Vleugels van vertrouwen
|