34e zondag (2018):
voleindingszondag
Openingszang 562
Begroeting
Vandaag
vieren we de laatste zondag van het
kerkelijke jaar. ‘Voleindingszondag’ noemt
Sytze de Vries hem om zo het traditionele
‘feest van Christus Koning’ te
vermijden. Voleindingszondag: is een mooi
woord voor wat komen zal: de
voleinding of voltooiing van ons leven en
het eindpunt waar onze kosmos naar
toe evolueert.
De
visionaire paleontoloog Teilhard de Chardin
sprak over ‘het punt omega’, het
eindpunt waar de kosmos naar op weg is. Op
het einde van zijn leven zag hij het
einde van de wereld als een soort kosmische
liturgie. Hij beschrijft hoe de grote
kosmos tot een levende hostie zou worden die
aan God wordt aangeboden. Ik moet
denken aan de mooie bezinning die Geert
vorige zondag gaf en waarin hij wees op
het belang van beelden en hun werkend
karakter. De wereld als een levende
hostie, dat kan tellen als beeld.
Teilhard
probeerde evolutieleer en geloof met elkaar
te verzoenen en geloofde dat er een
kosmische energie werkzaam is die alles
stuwt naar een goddelijke eindpunt. Dat
is mogelijk omdat ook God zich wilde
onderwerpen aan de evolutie door mens te
worden in Jezus Christus. Teilhard was
paleontoloog, maar nog meer mysticus die
geloofde in een groeiende eenwording van de
wereld. Helaas kon Pius XII zijn
ideeën niet smaken en werd hij veroordeeld
en verbannen. Dat nam niet weg dat
deze visie op veel gelovigen begeesterend
werkte en hij een eigen bijdrage
leverde bij het tot stand komen van
Vaticanum II.
(Merkwaardig:
ik had net deze regels neergeschreven of in
mijn bus lag een map met folders
over een studiedag over Teilhard de
Chardin.)
Ik
laat zijn beschouwingen voor wat ze zijn en
wil voortgaan op het spoor dat
Geert vorige zondag trok, want het is
vandaag ‘voleindingszondag’. Welk beeld
komt bij u op? Wat is voor u het eindpunt
waar we naar toe groeien: de grote
catastrofe of een vredige utopie?
Lied 393 ‘in het laatste van
de dagen’
Gebed
Waar
nog uw schepping zucht en wacht
Tot
Gij voltooit wat Gij begonnen zijt
Geef
dat wij leven nu al met ons hart bij U.
Beziel
ons met het visioen:
Hemel
en aarde nieuw, een thuis alom voor wie
zoeken
En
brood genoeg voor wie nog hongeren.
Beziel
ons, dat wij wachters zijn
Van
heel uw goede schepping,
Waakzaam,
bereid de tekenen te kennen.
Wij
openen ons hart voor U
Opdat
uw Geest kan dalen en worden
Tot
onze eigen adem.
(S. de Vries, Bij gelegenheid I p.
191
Apokalyps 1, 4 – 19
Refrein 130 + Psalm 93
Evangelie uit Johannes 18, 33 – 37
Homilie
Daar
stonden ze dan: 2 mannen die elk een andere
wereld vertegenwoordigden. Pilatus,
letterlijk vertaald ‘de hanteerder van de
pilum of lans’ stamde uit een
adellijke familie van de Pontii en was van
26 tot 36 prefect van Judea.
Herhaaldelijk lag hij op ramkoers met de
Joden. Hij gebruikte geld uit de
schatkist van de tempel om een aquaduct aan
te leggen, hij liet ’s nachts standaarden
met de beeltenis van de keizer in de stad
Jeruzalem plaatsen en greep bij
conflicten kordaat in waarbij elke keer
doden vielen. Een conflict met de
Samaritanen werd hem fataal. Hij kreeg
ontslag en moest naar Rome om zich te
verantwoorden. Vanaf dan verdwijnt hij in
het niets. Volgens Eusebius werd hij
gedwongen om zelfmoord te plegen. Pilatus
staat hier symbool voor alles wat de
Joden en bekeerde christenen verachtten.
Wreedheid, politiek gekonkelfoes,
koude berekening zonder respect voor recht
en gerechtigheid.
Tegenover
hem plaatst Johannes Jezus als Degene die
wijst naar een heel andere
samenleving, naar een rijk waar liefde en
respect voor iedereen centraal staat.
Jezus die in naam van God opriep tot
onvoorwaardelijke liefde, zelfs voor je
vijand. Jezus die elke vorm van
discriminatie verwierp en daarom zich tegen
de
tempel keerde, symbool van religieuze
ongelijkheid en symbool van een
afstandelijke, veroordelende God die met
offers moest gesust worden.
Vandaag
op voleindingszondag worden deze twee
figuren en hun werelden tegenover elkaar
geplaatst. In de spanning tussen die twee
uitersten blijft onze wereld zwalpen,
ook vandaag.
Elke
dag krijg je beelden van stille goedheid,
van ontroerende liefde voor elkaar en
voor het leven. Maar ook dagelijks worden
ons beelden van geweld, wreedheid en
schokkende ongelijkheid getoond. Elke dag
ondervind je hoe de wereld om ons
heen ontluistert in onnozel consumentisme,
in een lege, inhoudsloze ton waarin
we als haringen zijn opgesloten.
Het
is alsof je in de onderwereld afdaalt en
door het dodenrijk heen moet om de
geliefde, de trooster te vinden, schreef
Huub Oosterhuis. In de Griekse
mythologie kende men Orfeus die het
aandurfde om met zijn gezang Hades te
vermurwen om zo zijn geliefde Euridice terug
te winnen. Rilke beschrijft in
zijn laatste grote gedichtencyclus hoe de
zang van Orfeus iedereen begeesterde.
Alles kwam tot zwijgen en de dieren in het
bos drongen naar voor om te horen.
Tiere
aus Stille drangen aus dem klaren
Gelösten
Wald von Lager und Genist;
Und da
ergab sich, dass sie nicht aus List
Und
nicht aus Angst in sich so leise waren,
Sondern aus
Hören.
Het
zijn mooie poëtische beelden die in de
wereld van chaos en destructie wijzen op
een kracht die de dood en het doodse
proberen te overwinnen.
In
het christendom keerde die idee terug in
Christus die ‘neerdaalde ter helle’ om
zo de doden terug te voeren naar het leven.
Niet alleen de doden: christenen
geloven dat in Jezus aan negativiteit een
halt werd toegeroepen.
Orfeus
en Jezus zijn hier beelden van de
onverwoestbaarheid van het leven. Ook de
dood
kan aan die kracht geen halt toeroepen. Huub
Oosterhuis schreef bij deze
gedachte:
Jezus van
Nazareth was een ziener in de geest van
God,
in de traditie van Jesaja. Hij leerde de
mensen in het verborgene te bidden;
hij wist van mensen die in het verborgene
hun brood delen, een beker water te
drinken geven aan de minsten, hij
bemoedigde hen en zei dat zij door hun
‘vader
die in het verborgene ziet’ beloond zouden
worden met de heilige geest van
volharding. En hij wist dat er onkenbaar
veel gewone mensen zijn die de letters
van de Thora niet kunnen spellen maar
leven in haar geest, een ‘verborgen
gemeente’ van nietige, in angsten en
onzekerheden verwikkelde mensen die het
aller gewoonste doen met ongewoon veel
liefde, elkaar vasthouden, vergeven’,
die het kwaad proberen te stuiten, het lot
proberen te keren voor hun kinderen.
Hij wist hoe de armen en ontrechten elkaar
bijstaan – ongeschreven geschiedenis
van trouw op leven en dood; en hoe deze
geschiedenis het winnen zal, ooit,
toch, van die der mensenverslinders. (In:
de dag die komt p. 225)
Dat
is de droom van de voleinding, de utopie die
wij op deze voleindingszondag
belijden en altijd proberen te beleven.
Dankgebed: S. de Vries, Bij
gelegenheid I, 302 – 303 + refrein 132
Na de communie 515