Viering 6
januari 2019
Feest van de Openbaring
Kris Gelaude
Gedachtenis
Mieke van Weddingen (Geert Moons)
Bij het
begin van deze viering wil ik Mieke
Van Weddingen gedenken. Zij stierf op
5 januari 2009, gisteren precies 10
jaar geleden. Het was de eerste dag
van een koudegolf en bij het ontwaken
werden we verrast door een volmaakt
wit sneeuwtapijt. Het leek alsof iets
in de bovenste luchtlagen het heengaan
wou verzachten.
Mieke’ s
roeping lag in de muziek. Geen
blokfluitpartituur was haar vreemd.
Zij werd alom gewaardeerd als muzikant
en als docent. Twintig jaar lang leed
Mieke aan MS, een genadeloze ziekte
van langzaam verval, een continu
afscheid nemen van de aller-normaalste
handelingen. De pijn die de laatste 10
jaar niet van haar zijde week verdroeg
zij zonder medicatie. Door haar
mentale kracht, door gebed en
meditatie probeerde zij de pijn te
overstijgen. Ook Filosofenfontein was
haar daarin een enorme steun.
Wij
waren 15 jaar samen. Het was vaak een
beproeving. Elke dag begonnen we met
nieuwe moed, meestal om elkaar snel
weer te verliezen en dan later terug
te vinden. Langzaam vielen we uiteen
in brokstukken van onszelf, die
inderhaast weer aaneen werden gelijmd.
Het leven moest immers verder gezet
worden. Maar voor Mieke was het
helemaal op. Zij ging heen, waardig,
blij en vol vertrouwen.
Nu, 10
jaar later kijk ik terug op mijn
leven. Ik voel mij meer mens dan ooit
tevoren. Het is alsof ik pas na mijn
50ste tot
wasdom ben gekomen. De vele littekens
uit mijn kindertijd, mijn jeugd en
volwassen leven hebben nu een gouden
laagje gekregen, zoals in de edele
kunst van Kintsugi, waar Lut ons over
heeft verteld in de kerstavondviering.
Ik besef dat ik doorheen de
moeilijkheden die Mieke en ik samen
probeerden het hoofd te bieden sterker
ben geworden.
Met
Kerstmis vieren wij de menswording,
een continu proces voor elk van ons.
Het is nooit te laat om brokken te
lijmen, om jezelf fouten te vergeven,
om bitterheid naar anderen op te
heffen, om te groeien naar een betere
versie van jezelf. Dat is waar je
tenslotte voor in de wieg bent gelegd.
Amen.
Openingsgebed
De mens
van uw hart
Hebt Gij
verwekt
midden
onder ons,
als een
licht ons vooruit,
als een
teken ons gegeven,
als het
verlossende woord.
Zullen wij
ook vandaag nog
in Hem
uw beeld
en gelijkenis lezen?
Geef,
dat wij
Hem vinden
en
herkennen in elkaars ogen,
Hem
weerspiegelen
als licht
voor allen.
(H.
Oosterhuis)
Lied nr.
569: Die mij
getrokken uit de schoot
Inleiding +
projectie schilderij Arcabas

Een verhaal over
menswording en een lied over menswording.
Menswording, dat onophoudelijk proces voor elk
van ons. Ook in het kerstverhaal van vandaag
worden we daaraan herinnerd. Deze keer aan de
hand van het verhaal van magiërs uit het Oosten.
Wijzen, vreemdelingen die tekenen aan de hemel
menen te zien van iets nieuws, van een heilzame
gebeurtenis. Daardoor gegrepen gaan zij op
zoek...
Toen mij enkele maanden
geleden gevraagd werd om teksten te schrijven
bij een aantal werken van de Franse schilder
Arcabas en ik mij daarin wat moest verdiepen,
zag ik voor het eerst dit schilderij van hem.
Je ziet de drie magiërs
die hun reis onderbreken voor een
beleefdheidsbezoek aan de machthebber van het
land. Dit zou een hoffelijk, maar evenzeer
gemoedelijk tafereel kunnen zijn. Toch is er
weinig te bespeuren van de gebruikelijke
gastvrijheid. De bezoekers brengen hun boodschap
rechtstaande, klaar om meteen weer te
vertrekken. Er lijkt een disonantie te zitten in
het gebeuren. Want wat in dit beeld het meest de
aandacht trekt, is die zittende figuur in het
midden, Herodes, met een donker, versteend
gelaat. Een dodenmasker lijkt het. Je voelt aan
alles hoe scherp de dingen hier tegenover elkaar
staan. De verwachting van de ene kant, tegenover
de verharding aan de andere kant. Alsof
vertrouwen en wantrouwen, onbevangenheid en
angst, licht en duister tegenover elkaar
opbotsen. Je hoeft niet lang na te denken om dat
soort conflicten terug te vinden in de context
waarin wij vandaag leven. En toch zal ook in dit
bijbelse verhaal het goede zijn weg blijven
vinden.
Evangelielezing: Mt. 2, 1-12
Lied nr. 270: Vanwaar zijt Gij gekomen
Duiding
Het kerstverhaal dat we
zonet hoorden, komt alleen voor in het
Matteusevangelie. Toen ik dit voorbereidde, heb
ik me afgevraagd: zou het niet kunnen dat de
schrijver van het Mattteusevangelie, toen hij
dat verhaal in zijn geschriften opnam, zich niet
in eerste instantie wilde richten tot de
toehoorders uit de vertrouwde kring. Maar
veeleer tot een niet te omschrijven groep
zoekenden. Tot mensen die betrokken en kritisch
nadenken en zich vragen blijven stellen over wat
er gaande is in de wereld. Die zich kwetsbaar
weten en bewogen door een diepere verwachting,
zich soms moeten wagen aan risicovolle
ondernemingen. Mensen zonder naam, van overal,
die als vreemdelingen onderweg zijn, met hoop op
een nieuwe toekomst. Kortom, zij die uitzien
naar kleine tekenen, tekenen niet groter dan het
licht van een ster of een gebaar van
menslievendheid.
In het evangelieverhaal
van vandaag zie ik dat weerspiegeld. Want wat
die magiërs uit het Oosten betreft, kan het
haast niet anders dan dat zij vanuit een
oprechte betrokkenheid op het wereldgebeuren en
tegelijk vanuit een sluimerende verwachting, het
universum van toen hebben zitten afspeuren. En
dat ze zo een lichtend teken zagen. Niet zomaar
een teken, maar een verschijnsel dat hoop in hun
hart deed opflakkeren. Hoe dan ook een ervaring
die hun doen en denken in een ander licht bracht
en hen op weg zette. Weg van de verworvenheden
en de vanzelfsprekendheden. Op zoek gaan naar
een dieper geheim dan wat ze met menselijke
inzichten konden doorgronden. Ook toen moet het
een onderneming geweest zijn zonder garanties.
Zij beschikten niet over concrete informatie. En
het zal wellicht allerminst hun verwachting
geweest zijn om terecht te komen in een
eenvoudig huis op een godvergeten plek, tussen
eenvoudige mensen zonder enig aanzien. Juist in
die alledaagse context zijn hun ogen open
gegaan. Want in het aanschijn van een weerloos
mensenkind, konden zij een God herkennen die
komt wonen onder mensen. Zoiets kan alleen maar
mogelijk geweest zijn, omdat zij zich lieten
betrekken bij de eenvoudige werkelijkheid
waarmee ze gaandeweg in aanraking kwamen. In tal
van confrontaties. Maar om zover te komen,
hebben ze ongetwijfeld veel moeten achterlaten
onderweg. En was de tocht die ze gemaakt hadden,
in wezen de tocht naar hun eigen menswording.
Er bestaat een Russische
legende, die vertelt over een vierde koning. Een
verhaal dat dit heel mooi illustreert.
De vierde koning zou
samen met de drie anderen de zoektocht
ondernemen naar de messias. Maar door allerlei
tegenslagen onderweg, geraakte hij niet op de
plaats waar ze elkaar zouden treffen. Daardoor
moest hij de reis alleen maken. Zo kwam hij keer
op keer terecht op plaatsen waar hij niet zomaar
kon voorbij trekken, omdat hij te diep geraakt
werd door de ellende van mensen. En telkens deed
hij wat hij kon en gaf van zijn bezit om daaraan
iets te verhelpen. Het werd een weg die zijn
hele leven in beslag nam. Vruchteloos zocht hij
soms naar het licht dat hem de weg moest wijzen.
Tot hij, zelf oud en arm geworden, belandde op
de plaats waar Jezus moest terecht staan.
Vertwijfeld bad hij: ‘Ben ik dan tevergeefs als
een pelgrim door dorpen en steden getrokken,
zonder U gezien te hebben’. Maar de gekruisigde
keek hem aan en zei: ‘Jij hebt mij getroost toen
ik bedroefd was. Jij hebt mij gekleed toen ik
naakt was. En gered toen ik in levensgevaar
verkeerde.’
Voor mij is ook dat een
veelzeggend verhaal.
Want dat bewuste ogenblik
van herkenning, dat moment van openbaring kan
niemand vastleggen, vastgrijpen of bezitten,
denk ik. Het heeft niets te maken met enige
kennis van de waarheid of met garanties. Juist
integendeel. Er is een voortdurend zoeken nodig
in iedere context, een menselijk betrokken op
weg gaan en je toevertrouwen aan wat op je weg
komt.
En in dat zoeken krijgt
de ontmoeting met de ander, de vreemde, dan ook
altijd een heel bijzondere betekenis. Misschien
wou Matteus juist tot zo’n soort blikverruiming
komen. Want de kerstboodschap is er niet enkel
voor kleine groepen gelovigen, maar ook voor
vreemdelingen wereldwijd, die zoekend zijn en
zich toevertrouwen aan het licht van een ster en
aan een mens op hun weg.
Als Kerstmis ons toont
dat we God moeten zoeken in de kleinste en de
kwetsbaarste der mensen, dan leert dit feest van
de Openbaring ons dat God zich telkens weer laat
kennen als de heel Andere. Als de totaal
onverwachte en de vragende in de vreemdeling.
Offerande: muziek
Lied nr. 149: Oergebaar
Tafelgebed nr. 163: Liever een kind
Onze Vader
Communie: muziek
Communielied nr. 273: Telkens geboren
Bezinning (wens)
En moge er licht zijn.
In de ogen van mensen.
In de lach van een kind.
In het hart van wie zoeken.
In de zorg van wie waken.
In het lied dat weer kracht geeft.
In de droom die bewaard wordt.
In de liefde die standhout.
In het woord dat verbindt.
(Kris Gelaude)
Zegening
|