31 maart 2019: 4e zondag van de vasten
Gods tedere
nabijheid (Lc. 15, 11 – 32)
Marcel
Braekers
Openingszang 512: "Wees hier aanwezig, God, en
luister"
Begroeting
Het is halfvasten zoals wij dat noemen. In
sommige dorpen en steden gelegenheid om met een
stoet van verklede en uitgelaten mensen uit te
trekken. In vroeger tijden was de vastentijd een
tijd van schrale Hans en dan was halfweg even de
riem afleggen en een beetje gek doen welkom. Ik
moet dan terugdenken aan de jaren ’60 toen ik
als student in het klooster van Leuven woonde en
het eten zowel in de vastentijd als daarbuiten
afschuwelijk was. De prior spoorde tijdens het
kapittel ons aan om de vastentijd ernstig te
nemen. Maar een oudere medebroeder met veel
gevoel voor humor stak zijn hand op en riep: hoe
kunnen we vasten, pater prior, als we nooit een
volle maaltijd krijgen?
Nog maar enkele dagen geleden was ik bij een
jong gezin op bezoek en vroeg men zich opeens
bezorgd af of ze me niet in verlegenheid
brachten door de smakelijke maaltijd die werd
opgediend. Ik heb toen de tekst van Jesaja
geciteerd over het waarachtige vasten. Dat is
wie gevangen zit bevrijden, wie eenzaam is
bezoeken, en je met heel je persoon keren tot de
Heer onze God.
Ik wil mijn visie niet aan anderen opdringen,
maar mij lijkt het een meer hedendaagse
invulling van vasten. Centraal daarbij is de
idee dat we op weg zijn naar Pasen, het grote
feest dat ons wil omvormen tot geheiligde
mensen, herboren uit water en vuur.
Vasten is veel meer zich met heel zijn persoon
keren naar het leven en lot van anderen en zich
openen voor Gods genade. Daarom luisteren we nu
eerst naar de eerste lezing waarin verteld wordt
hoe het Joodse volk voor het eerst kan eten van
zelf gekweekt voedsel. We verbinden deze tekst
met het project dat Broederlijk Delen dit jaar
voorstelt. Daarna vragen wij God biddend om
nabijheid.
Jozua 5, 10 –
12
Het
project van Guatemala
Lied
196: "Met vrede gegroet en gezegend
met licht - Zegening"
Gebed
God van alle leven,
Wij danken U om wat U ons gegeven hebt:
De aarde en haar vruchten, genoeg om van te
leven,
De liefde en zorg van anderen bij wie wij mogen
thuis komen.
Wij danken U boven alles om uw nooit aflatende
nabijheid:
U die ons zette op vaste grond en
Ons leerde gaan om te komen waar Gij zijt.
Blijf naar ons uitzien, blijf ons zoeken, ook al
dolen we ver van U weg,
Opdat we U leren vertrouwen als een veilige
thuishaven.
Inleiding op
het evangelie
We gaan luisteren naar één van de mooiste en
meest aansprekende teksten uit het evangelie. De
parabel van de barmhartige vader of beter bekend
‘de parabel van de verloren zoon’. Tijdens het
luisteren moet je even bij jezelf nagaan bij
welk personage je het langste stilstaat: de
vader, de jongste of de oudste zoon.
Lucas 15, 11 –
32
Lied
830B: "Psalm 130- Uit angst en nood
stijgt mijn gebed"
Homilie
Ik zal het maar eerlijk bekennen, maar tijdens
mijn kinder- en pubertijd ging mijn aandacht bij
het horen van deze parabel meestal naar de
oudste zoon. Ik kon zo goed aanvoelen hoe die
zich achtergesteld voelde en buiten bleef
mokken. Wellicht herkende ik er iets van in mijn
eigen leven en voelde ik mij ook onrechtvaardig
behandeld. Toen ik student was en we de
bevrijdende tijd van mei ’68 meemaakte, was de
jongste zoon mijn favoriet. Hij durfde
rebelleren en schudde een vastgeroest systeem
van zich af. Nu ik oud ben gaat mijn sympathie
naar de vader uit en naar wat die zoal over zijn
kant laat gaan om het contact met zijn kinderen
te bewaren. Het is een parabel waar je vele
kanten mee uit kunt.
Wat moet er niet in Jezus zijn omgegaan toen Hij
dit beeld van een kwetsbare, liefdevolle vader
schetste. Indien Jozef niet zijn echte vader
was, kan ik me voorstellen dat Hij psychologisch
gezien meer dan de meeste mensen droomde van een
eindeloos liefdevolle God die geduldig de
worsteling en opstandigheid van zijn kinderen
aanneemt en blijft wachten en zijn liefde
geduldig blijft aanreiken. Want plaats je de
parabel in de cultuur en tijd dat Jezus leefde,
dan is dit beeld van de vader helemaal
controversieel. Jezus leefde in een patriarchale
samenleving waarin de man, de vader of het
familiehoofd onbetwist alle gezag en bezit
toekwam. In deze parabel komt geen vrouw of
moeder ter sprake maar heeft de vader beide
kenmerken. Een vader die tegelijk moeder is en
die je pas echt leert kennen aan het einde van
het verhaal. In het begin krijg je indruk met
een zwakke figuur te maken te hebben, die niet
durft reageren tegen de rebellie van zijn zoon.
Pas op het einde ontdek je zijn uitzonderlijke
geestkracht. Hij blijft uitzien en wachten, hij
herkent zijn zoon van ver en rent naar hem toe.
En als de oudste zoon buiten blijft bokken, gaat
hij naar hem toe en probeert te verzoenen. Voor
de volksgenoten van Jezus was dit ongehoord,
maar zo beschrijft Jezus wie zijn God is. De
vader ziet verder dan het conflict dat in zijn
gezin broedt, hij ziet en voorziet. Zijn
kinderen kan hij niet tegenhouden, elk gaat met
zijn eigen temperament en verleden zijn eigen
weg. Maar hij behoudt vanuit een ander
perspectief het overzicht. Zo zou ook elke vader
moeten zijn, maar toegepast op God geeft dat een
bijzondere spirituele betekenis.
Je kan deze parabel ook als een filosofische
bezinning over de menselijke bestaansconditie
lezen. Dan wordt de jongste zoon het beeld van
de (westerse) mens die de wereld als zijn
erfdeel opeist. Die daarna die wereld gebruikt
en uitput voor eigen behoeften en door zijn
gedrag de jaloezie van zijn medeburgers opwekt.
Pas als er schaarste ontstaat of als men
vaststelt dat de aarde en het milieu helemaal
verloederen, komt er bezinning. De parabel toont
een boeiende uitweg: mens, je kan terugkeren. Er
is een God die zijn erfenis afstaat en geen
behoefte heeft tot dominantie. Hij ziet alleen
maar verlangend uit naar het verlangen van zijn
mensen. Door zich te keren naar deze liefdevolle
God komt de mens uiteindelijk thuis. Heimkehr:
de vader geeft zijn zoon een kleed en een ring
zoals vrije burgers dragen. Hij geeft opdracht
een feestmaaltijd aan te richten en te feesten,
want zijn kind is toegekomen. Eindelijk thuis,
een nieuw gevoel dat deze zoon vroeger niet had
gekend en slechts nu van zijn vader leerde.
Deze parabel wordt dikwijls gebruikt bij
biechtvieringen om te wijzen op bekering en
belijdenis van zonden. Maar voor mij is het een
parabel van feestelijke nabijheid, van
zelfwording en van ontdekken wat ons leven echt
tot leven maakt.
Groot dankgebed
165: "Tafelgebed- Gij die weet"
Na de communie 826; "Psalm 126- Als God
ons thuisbrengt"
|