15 September 2019: 24e zondag
God zoekt de mens. En wat doet de mens? (Lc.
15,1-32)
Marcel
Braekers
Openingszang
567 Vleugels van vertrouwen
Begroeting
Omringd
door tollenaars en zondaars en met op de
achtergrond een groep Farizeeërs en
Schriftgeleerden vertelde Jezus drie prachtige
verhalen. Verhalen over afdwalen en terugkeren,
over verliezen en terugvinden. Een herder
verloor een schaap, een vrouw een muntstuk uit
haar hoofddoek, en een vader zag met spijt zijn
zoon vertrekken. Voor die tegenover elkaar
staande groepen, de zondaars en de
Schriftgeleerden, vertelde Jezus een verhaal om
de zondaars en tollenaars te bemoedigen en de
Schriftgeleerden terecht te wijzen.
Elke keer als ik die verhalen lees, roepen ze
een diepe ontroering in mij wakker, omdat ik mij
herken in dat afgedwaalde schaap dat op de
schouders van Christus terug naar de gemeenschap
werd gebracht. Uit mijzelf had ik de uitweg niet
gevonden, maar ik werd gedragen. Toen ik dit
overdacht, vroeg ik me af hoeveel mensen
tegenwoordig nog eenzelfde traject als ik
afleggen. Verdwalen, verliezen of weggaan
veronderstellen dat je eerst thuis was, behorend
tot de kudde. Geldt dat nog voor de hedendaagse
mens? Hoeveel zoekenden kennen buiten enkele
clichés de diepere kern van Blijde Boodschap?
Hoeveel van die ooit gedoopt werden, zetten na
hun lagere school nog een voet in de kerk? De
parabels die Jezus vertelde vertrekken van een
oorspronkelijke eenheid of verbondenheid, maar
net dat is verdwenen. Hoe deze grote groep
bereiken? Moeten we op zoek gaan naar hen of is
ook dat een vorm van ijdelheid, alsof we iets
geweldig hebben te vertellen? Hoe ben ik in mijn
kleine menselijkheid en gelovigheid aanwezig in
deze samenleving en wat heb ik daarin te
betekenen? De parabels die Jezus vertelde hebben
me deze week intens bezig gehouden.
Gebed om
aanwezigheid 115
Openingsgebed
God
onze Vader,
Gij bekrachtigt ons op nieuwe wegen,
Als onze weg is afgesneden.
Ook al kost onze nieuwe geboorte ons pijn,
Nieuwe onzekerheid,
Al keren wij ons liefst zo snel mogelijk
Naar de koestering van wat wij menen te
bezitten,
Laat ons niet los en ontdek in ons
Nieuwe vreugde, een nieuw verlangen.
Houd ons uw Zoon voor ogen,
In zijn ontferming over mensen,
Maak ons trouw aan Hem, die uw Woord gestalte
gaf.
(Naar S.
de Vries, zolang wij ademhalen p.132)
Lucas 15, 1 –
32
Lied
579 Gij met uw onverwacht woord
Homilie
‘Hebt gij mensen nodig om God te zijn?
Roept gij ons omdat ge niet alleen wilt
blijven?’ De tekst van het lied dat we net
zongen is een onverwachte omkering: niet wij
zoeken God, maar God is op zoek naar ons. Is God
dan blij als ergens een mens na lang zoeken zich
uiteindelijk keert naar Hem? Een verlangende,
uitkijkende God, een God die ons nodig zou
hebben: geef toe, zo’n beeld zijn we niet
gewoon. Het beeld van de ‘onbewogen beweger’
zoals de Griekse filosofen hem zagen blijft
altijd op de achtergrond aanwezig. Als je
bedenkt dat we uit een patriarchale tijd komen
waar veel vaders zich ook zo gedroegen, dan is
het plaatje volledig.
Een God die verlangt is een zwakke God, even
kwetsbaar als mensen. De Griekse goden speelden
en ruzieden met elkaar. Hoogstens maakten ze af
en toe een kind bij een of andere mooie nimf,
maar de Bijbelse God zucht en lijdt, kijkt uit
en verlangt de liefde van mensen.
Zo beschreef Jezus zijn Vader terwijl Hij
omringd was door zondaars en tollenaars. Een
zondaar, schrijft Paul Tillich, is niet op de
eerste plaats iemand die iets mispeuterd heeft,
maar iemand die vervreemd is van zichzelf of van
de anderen (man
in estrangement). Dat ontslaat ons niet
van verantwoordelijkheid, maar het relativeert
onze bekwaamheid om dingen te veranderen. Tot
die mensen zegt Jezus dat er een God is die
hartstochtelijk zoekt naar hen en hen een thuis
wil geven. Als je de parabels goed leest, dan
merk je dat Jezus vertrekt vanuit de idee dat
men eerst geloofde, vervolgens iets kwijt raakt
of dat men afdwaalde, om tenslotte terug te
keren naar de bron. Maar hoe is dat vandaag?
Ik richt me even op de parabel van de verloren
zoon. In mijn kindertijd werd de parabel gelezen
als voorbereiding op de biecht. Aan wat had je
je magere spaarcenten of je geestelijk kapitaal
verkwanseld? Na het uitspreken van al dat kwaad
volgde de bevrijdende vergeving. Na de
revolterende jaren ’60 en ’70 begrepen we de
parabel als het verhaal van een opstandige zoon
die noodzakelijk met zijn thuis moest breken om
zo op een nieuwe manier de liefde van zijn vader
te ontdekken. Zo beleefden wij toen ons geloof
en ook de oudere generatie zal datzelfde blijven
zeggen. Vandaag is de situatie helemaal
veranderd. Er is niets of niemand tegen wie je
opstandig moet worden, er is geen kudde en geen
thuis die je kan verlaten, er is alleen de
leegte en het zoeken van de mens die vervreemd
is van zijn eigenste grond. Dat is de situatie
waarin het merendeel van de mensen verkeert.
Deze gedachten deden mij fantaseren over wat we
vandaag te bieden hebben. Wat kan je zeggen aan
je kinderen en kleinkinderen of aan je collega
die buiten heel deze christelijke
betekeniswereld staat? Ik heb voortdurend zin om
tegen al die mensen te roepen dat de
geloofsleer, de kerk, de structuur en de vorm
niets te betekenen hebben in vergelijking met
die éne gedacht: Iemand kijkt altijd naar je
uit. En nog zou ik zeggen: er is nog een hele
troep van dat slag met wie je in gesprek kan
gaan, met wie je je zoeken en verlangen kan
delen. Ik besef dat het theologisch erg minimaal
is, maar misschien is het het enige dat kan
raken.
In de Bijbel staan veel verhalen over
ballingschap. Meestal was dat letterlijk bedoeld
en leefden mensen ver van hun geboortegrond.
Maar de teksten krijgen vandaag een symbolische
geladenheid. De ballingschap of de vervreemding
is een metafoor van de menselijke
bestaansconditie. Ballingschap kies je niet maar
is iets dat ons overvalt. Het wordt zomaar
meegegeven met het dagelijkse leven. Vandaar
mijn roepen: er is Iemand die naar je zoekt, die
naar je verlangt en die je een thuis wil geven.
En de tweede idee: degenen die zo mooi zingen en
bidden, die elke zondag samen komen leven in
dezelfde situatie als jij. Misschien denk je dat
ze gearriveerd zijn of geven ze die indruk, maar
in werkelijkheid staan ze niet veel verder dan
jij. Daarom wilde ik deze bezinning afsluiten
met lied 826: als God ons thuis brengt uit onze
ballingschap.
Lied 826
Groot
dankgebed 168
Na de communie lied
583: uit staat en stand
|