20 februari 2022: 7e zondag (2022) 
                    
                    Behandel de ander
                      zoals je zelf wil behandeld worden (Lc 6,27 – 38)
                    Marcel
                          Braekers 
                           
                          Openingszang 104: "Gegroet en gezegend"  
                           
                          Begroeting 
                         
                        Christenen doen hun beklag dat er in onze
                        samenleving nauwelijks nog ruimte is voor
                        religie en zingeving. Meer en meer worden we in
                        de vergeetput geduwd en bekijkt men gelovigen
                        met een meewarige blik. Dat is nu eenmaal de
                        tijdsgeest waar je niet veel tegen kunt doen,
                        tenminste niet rechtstreeks. Wel onrechtstreeks
                        door de manier waarop we ons gedragen. We kunnen
                        tonen hoe de Blijde Boodschap zich vertaalt in
                        dagdagelijkse betrokkenheid. Daarover gaat de
                        evangelietekst van deze zondagen. Vorige zondag
                        beluisterden we het eerste deel van de
                        vlakterede in het Lucas-evangelie (de
                        tegenhanger van de Bergrede van Mattheüs): zalig
                        de armen, zalig wie nu weent, wie honger heeft
                        of wordt vervolgd. Lut begreep die gedurfde
                        uitspraken in het licht van de persoon van Jezus
                        als ‘Iemand die kracht uitstraalde’ en vanuit
                        die kracht tegen allerlei regels durfde in te
                        gaan. Vandaag horen we het vervolg. Het is de
                        concretisering maar er is ook een verschuiving.
                        De zaligsprekingen richten zich tot de
                        uitgestotenen of degenen die ongeluk in het
                        leven hebben. Wat volgt is voor degenen die het
                        goed hebben, die niet worden vervolgd, die twee
                        kledingstukken hebben en overschot aan geld dat
                        ze kunnen lenen. ‘Bemin je vijand; leen zonder
                        iets terug te vragen; bied je andere wang aan
                        als men op de een heeft geslagen; behandel een
                        ander zoals je zelf wil behandeld worden.’ Toen
                        ik deze week deze tekst las, voelde ik me
                        kleiner en kleiner worden. In veel situaties sta
                        ik daar ver vanaf. Ik ging me niet alleen
                        afvragen wat ik ervan terecht breng, maar ook of
                        het wel psychisch gezond is om zo te leven.  
                          
                        Lied 139 wees
                          Gij het Woord 
                          
                        Gebed 
                           
                         
                    In de schaduw 
                      Van uw vleugels 
                      Waak ik. 
                      Met uw licht 
                      Voor ogen, 
                      Bid ik mij 
                      Het donker door, 
                      Zing ik mij 
                      Van zorgen vrij. 
                        
                      God, 
                      Bescherm mij 
                      En omarm mij. 
                      Houd mij vast 
                      Wanneer ik wankel, 
                      Als mijn wortels  
                      Moeizaam hechten 
                      En mijn schaduw 
                      Al te lang wordt. 
                        
                      Gij, 
                      Die de vlam 
                      In mijn hart bewaart 
                      Wakker haar aan 
                      Tot de nacht is gedaan 
                      En het duister
                        geleden.         
                        (S. de Vries,
                          Bij gelegenheid  I p. 52) 
                     
                      
                      Inleiding op het
                        evangelie 
                         
                      De visie die Jezus verkondigt in de
                      Bergrede wordt pas scherp als je ze plaatst
                      tegenover hetgeen eraan voorafgaat. Lucas heeft
                      dat zeer zorgvuldig gecomponeerd. In het
                      voorafgaande hoofdstuk botst het elke keer tussen
                      de farizeeërs en Jezus. Hij geneest een lamme maar
                      voegt eraan toe: je zonden zijn je vergeven. Maar
                      alleen God mag zonden vergeven, zeggen de
                      farizeeën. Hij gaat eten met Levi en andere
                      tollenaars en voegt eraan toe dat Hij niet gekomen
                      is voor de rechtvaardigen maar om zondaars te
                      redden. Hij geneest op sabbat een man met een
                      verdorde hand. En als zijn leerlingen op sabbat
                      aren plukken verdedigt Jezus hun gedrag, want de
                      mens in zijn behoeften staat centraal en niet de
                      onaantastbare rust van de sabbat.  
                      Na al deze botsingen volgt de vlakterede en
                      hoorden we vorige week de zaligsprekingen. Vandaag
                      volgt de verdere uitwerking. 
                       
                      Lucas 6, 27 – 38 
                         
                      Lied 527 leer van de
                        liefde 
                        
                      Homilie 
                         
                      Ik word stil als ik dit allemaal hoor: de
                      oproep van Jezus, de poëtische worden van het lied
                      want ze confronteren mij met mezelf en de vraag
                      waar ik sta.  
                      Het begin vind ik niet zo moeilijk, je vijanden
                      beminnen dat gaat nog, omdat ik denk er geen te
                      hebben. Maar begin je over je andere wang toekeren
                      na een mep gekregen te hebben, wordt het mij te
                      machtig. Ik kom uit een streek waar primitieve
                      gedragsregels heersten en kinderen en jongeren
                      vlug op de vuist gingen. Je mocht niet vechten zo
                      werd ons geleerd, maar tegelijk werd ons op het
                      hart gedrukt zeker niet op je kop te laten zitten.
                      Het werd voor mij een tweede natuur  die je
                      niet zomaar verandert, die in mij een sterke drang
                      naar autonomie wekte en opstandigheid tegen
                      allerlei vormen van dominantie waar ook in de
                      wereld.  
                      De aansporing om lief te hebben en te lenen was
                      ook in die tijd niet evident. Zowel voor de Joden
                      als voor de Grieken was wat Jezus vraagt niet te
                      doen. De Joden kenden ook het gebod dat je de
                      ander moet lief hebben, maar voor hen was die
                      ander de volksgenoot, niet verder. En de Grieken
                      kenden het principe van lenen of goed zijn voor
                      elkaar, maar alleen als dat gedrag wederkerig was.
                      Wat Jezus vraagt was voor die tijd totaal
                      origineel en sneed diep in het vel. Is wat Hij
                      vraagt ook uitvoerbaar? Freud noemde ‘je vijand
                      beminnen’ een typische uitdrukking van christelijk
                      masochisme. En je onderkleed ook nog weggeven als
                      ze je bovenkleed hebben gestolen, gaat wel ver. Je
                      staat helemaal in je blootje. Misschien een kleine
                      nuance: Lucas richt zich blijkbaar tot
                      welgestelden, tot mensen die kunnen lenen en die
                      dubbele kleding hebben, maar die ook lijden onder
                      vervolging. Voor wie was de tekst bedoeld, ook
                      voor mij? 
                        
                      De woorden bleven mij vasthouden en ik zou er
                      graag naar willen leven. Ik kan u alleen maar
                      voorleggen hoe ik ermee worstel. 
                      Omtrent ‘je vijand beminnen’ las ik ooit: beminnen
                      heeft vele nuances naar gelang de situatie. Je
                      partner beminnen is anders dan je kinderen
                      beminnen. En die liefde verschilt weer van de
                      liefde voor je vrienden of je buren. Dat geldt ook
                      tegenover een vijand. Bij zo een confrontatie is
                      het belangrijk mocht je erin slagen om één moment
                      de situatie eens te bekijken vanuit zijn of haar
                      standpunt. Ook dat is liefde hoe bescheiden ook.
                      Dat spreekt me aan en het zou in internationale
                      conflicten zoals vandaag een belangrijke doorbraak
                      kunnen geven. 
                      De uitspraak ‘oordeel niet opdat je zelf niet ge-
                      of veroordeeld wordt’ is dan weer één van mijn
                      geliefde lijfspreuken. Oordeel nooit over mensen,
                      want je kent hun achtergrond niet. Maar ook: wie
                      zou je wel zijn om je zo boven anderen te
                      plaatsen? Belangrijker is te begrijpen en te zien
                      hoe de dingen samenhangen en waarom mensen zijn
                      zoals ze zijn. Dat is geen goedkeuren, maar
                      opschorten van oordelen.  
                      De gulden regel ‘Behandel anderen zoals je wil dat
                      zij jou behandelen’ is een gouden regel die ook in
                      de seculieren ethiek overeind bleef. Ook zonder
                      God is dit een basisregel. 
                      Maar dan volgt weer die moeilijke sleutelzin:
                      ‘Wees barmhartig zoals jullie Vader barmhartig
                      is.’ Het oorspronkelijke woord dat er staat is
                      ‘baarmoeder’. Gods baarmoederlijkheid moeten wij
                      op aarde zichtbaar maken. En Lucas verklaart zich
                      nader: het betekent bidden voor wie je vervolgen,
                      geven zonder terug te vragen, liefhebben in de zin
                      van agapè, een bovenpersoonlijke en intense
                      betrokkenheid zonder berekening, onvoorwaardelijk.
                      Ik lees het als een oproep, een uitnodiging om in
                      die richting te evolueren, maar met het besef dat
                      ik dit nooit zal realiseren. 
                        
                      Augustinus heeft ooit geschreven (zo beweert
                      Heidegger althans in een brief aan Hannah Arendt):
                      amo, volo ut sis. Ik bemin en ik wil dat jij bent.
                      Prachtig is dat, zo zou ik willen zijn: beminnend
                      vanuit de diepe drijfkracht die wil dat jij er mag
                      zijn zoals je bent vanuit jouw diepste zelf. Ik
                      wil dat, maar daartoe heb ik genade nodig, de
                      kracht die Jezus uitstraalde. 
                        
                      Lied 839 psalm
                        139 
                         
                      Gebeden, mijmeringen,
                        gedachten 
                         
                      Onze Vader 
                         
                      Slotlied 563 Kom in
                        mij 
                   |