21e zondag (2023) “… om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.”
Jef Schoenaerts
Welkom en openingslied: “Gegroet en gezegend…” (104)
Inleiding
Goeie trainers zijn merkwaardige mensen: ze kunnen atleten zodanig op een wedstrijd voorbereiden dat sportprestaties soms ongekende hoogtes bereiken.
Goeie leerkrachten zijn merkwaardige mensen: ze kunnen leerlingen/studenten zodanig in zichzelf doen geloven, dat onverwachte leergroei het resultaat is.
“Ik ben er zeker van dat jij dit kan! Ik geloof in jou! Jij bent daartoe in staat!” Uitspraken van trainers, leerkrachten, ouders, grootouders, … waardoor atleten, leerlingen, kleinkinderen tot méér in staat zijn dan ze zelf mogelijk achten.
In het evangelie van vandaag krijgen maar liefst twee figuren een gelijkaardige ”Jij bent”- boodschap: Jij, Jezus, jij bent de messias. Jij bent Petrus, jij bent rots. Zowel naar Jezus als naar Petrus is de boodschap: ik zie in jou wat nog niet helemaal zichtbaar en duidelijk is, ik zie reeds jou in jouw de volle ontplooiing.
Vallen beide uitspraken “Jij bent de messias” en “Jij bent Petrus, de rots” onder de noemer “aanmoedigingen” zoals die van de sportcoach, de leraar en de grootvader? Of geeft de evangelietekst aan dat er ook nog een andere dimensie meespeelt? Ahv drie uitspraken uit de evangelietekst cirkelen we rond die vraag.
“Wie zeg jij dat ik ben?”. Laten we het stil maken in en rondom ons en onze god aanroepen met namen die hem de eeuwen door zijn toebedeeld.
Bede om mededogen: “Heer Jezus, koning en gezalfde Gods…” (113)
Openingsgebed
Laat uw aangezicht over ons lichten,
Heer onze God, en keer U tot ons
om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.
Breng in ons tot leven
wat nog in het verborgene is
en groeit in pijn.
Zie niet onze zonden
maar laat ons opengaan
in liefde en wijsheid,
in vergevensgezindheid en geduld.
Dit vragen wij U in het spoor van Jezus,
Uw zoon en onze broeder.
Amen.
Evangelielezing: Matteüs 16,13-20
(voor en na de lezing: de acclamatie “God heeft Hem hoog verheven” (120)
Homilie
Jezus en Petrus krijgen elk een kwalificatie toegedicht “Jij bent de messias” en “Jij bent rots”. In hun Joodse levenscontext klonken die toewijzingen heel gewichtig. Is hier méér aan de hand dan twee mensen die van hun intimi een boost krijgen voor hun zelfbeeld en hun taakbewustzijn? We staan stil bij drie uitspraken in de evangelietekst die ons een richting van antwoord geven.
“Wie zeg jij dat ik ben?”
Er deden allerlei geruchten de ronde over wie Jezus wel zou zijn: Johannes de Doper? de profeet Elia?… Die straffe toedichtingen hadden een ervarings- grond: de mensen voélden in Jezus de kracht van een profeet, ze hóórden in hem opnieuw de authentieke stem van god. Matteüs laat verstaan dat Jezus deze toewijzingen zelf ook kende: bezetenen hadden hem eerder al “zoon van god” toegeroepen, blinden spraken hem aan met “zoon van David”. Jezus was wellicht niet ongevoelig voor wat “de mensen” over hem zegden. Net als bij iedereen voelden dergelijke uitspraken als duwtjes in de rug, deden ze hem nadenken over wie hij werkelijk was, over wat hem te doen stond. En bij wie kan je die vraag over je toekomst, de vraag over dat groeiend zelfbeeld beter aftoetsen dan bij je intimi, bij de eigen leerlingen die je beter kennen dan wie ook. Maar dan wel met een heel persoonlijke vraag. Niet met “Wat wéét je over mij?” Wél indringender met : “Wie zeg jij dat ik ben? Wie ben ik voor jou?”
Tweede uitspraak uit het evangelie: ”Jij bent de messias!”
Wellicht moet je onstuimig van karakter zijn om - zoals Petrus - dit antwoord te geven. Een antwoord dat verrassend is en toch ook verwacht.
Verrassend want wat Petrus antwoordt, gaat veel verder dan wat “de mensen” zeggen. Jij bent niet de vóórloper van de messias, jij bént de messias, de zoon van de levende god. Hoe haalt Petrus het in zijn hoofd om die titels aan Jezus toe te schrijven? Hij is het toch die enkele verzen later in het evangelie Jezus’ gevaarlijke keuze om naar Jeruzalem te gaan afraadt maar daarvoor met het woord “Satan” door Jezus zwaar wordt teruggefloten.
Verrassend en toch ook verwacht. Petrus heeft als leerling dagelijks gehoord wat de mensen over Jezus zeggen. Op de vraag “Wie ben ik voor jou?” antwoordt hij daarom heel persoonlijk met “de Messias”, een term die uitdrukt hoe overweldigend Jezus voor hem is. Zelfs de hoogste vergelijking die “de mensen” gebruiken (Johannes, Elia) is nog onvoldoende. Met de titel “Messias” probeert Petrus het onzegbare gezegd te krijgen!
Derde evangelie- uitspraak: “Gelukkig ben jij Petrus! Jij bent de rots…”
“Gelukkig ben jij…”. Deze woorden van Jezus klinken als een juichkreet die de taal van de zaligsprekingen oproept. Hier horen we de echo van “Gelukkig wie zuiver van hart zijn, want zij zullen god zien.”.
Het is alsof Jezus zegt: “Petrus, jij bent gelukkig, jij bent begenadigd want jij ziet in mij god aan het werk.” De toeschrijving die daarop volgt “Petrus, jij bent rots”, klinkt in gelovige Joodse oren bijzonder krachtig. “Rots” is in psalm 18 - zoals zo vaak in het oude testament - immers het beeld waarmee gods eigen kracht wordt benoemd. Jij, Petrus, bent de eerste die zo sterk mijn wezen erkent en benoemt: het is alsof doorheen jou god zelf aan het woord is.. Jij hebt mijn geheim ontsluierd, jij deelt dit met mij en daardoor bevestig je mij dat ik ben wie ik in gods ogen ben. Het innerlijk groeiproces van Jezus over zijn bestemming en zijn opdracht wordt hier versterkt. Het bouwt verder op wat Matteüs eerder al bij de doop van Jezus door Johannes heeft geschreven: de hemel opende zich en een stem sprak: “Dit is mijn zoon.”
De bevestigende uitspraken “Jij bent de messias” en “Jij bent Petrus, de rots” lijken op het eerste zicht op wat onder mensen vaak gebeurt: het geloof van de sportcoach in de atleet, van de leraar in de leerling, van de grootmoeder in haar kleinkind, ze geven vleugels aan het zijn en kunnen van de ander. Toch is er een immens verschil met wat hiér gaande is. Want Jezus voegt aan de “Jij bent”-uitspraak naar Petrus nog iets toe: “Het is mijn vader in de hemel die jou dat heeft geopenbaard.” Wat Mtt met dat zinnetje bedoelt, wordt duidelijker als we de versie van dit verhaal door Lucas erbij halen. Deze evangelist opent ditzelfde verhaal met een heel specifieke context “Toen Jezus eens aan het bidden was en alleen de leerlingen bij hem waren, stelde hij hun de vraag “Wie zeggen de mensen dat ik ben?” Lucas plaatst de messiasuitspraak van Petrus en de aanvaarding van die titel door Jezus heel expliciet in de context van het bidden.
Hier verschijnt, naast twee mensen die elkaar kennen, elkaar waarderen en bevestigen, nog een derde partij in het spel. Voor Jezus was het een gewoonte zich terug te trekken om te bidden. Geleidelijk aan leerde hij aan zijn leerlingen waar het hem daarbij om te doen was nl. je plaatsen onder het licht van gods aangezicht en Hem ontvankelijk en luisterbereid de vraag te stellen: “Heer onze god, keer u tot ons om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.” Dit bidden van Jezus en van zijn leerlingen leidde tot een ontmoeting en versterking van twee parallelle sporen: enerzijds riepen zij bij elkaar wakker wat hun bestemming was en tegelijk groeide bij hen de openheid om uit gods eigen hand te ontvangen wie ze zijn.
De vraag ”Wie zeg jij dat ik ben?” is ook tot ons vandaag gericht. Ook voor ons kan het - bij het tasten naar een antwoord - heilzaam zijn om twee parallelle sporen te bewandelen. Laten we in gesprek gaan met elkaar, op zoek naar wie Jezus voor elk van ons is en wat onze eigen bestemming is. Laten we tegelijk in de stilte van ons hart onder gods aangezicht gaan staan en ontvangen wat Hijzelf ons over Jezus aanreikt en om te ontdekken wat wij in zijn ogen zijn.
Moment kaarsjes - muziek (Mozart Piano Sonatas - CD1 - KV 457 - track 7)
Aansluitend “Oergebaar” (149)
Groot dankgebed “Die naar menselijke gewoonte…” (150)
Onze Vader
Aansluitend “Laat uw aangezicht over ons lichten…” (191)
Communie met muziek (Mozart Piano Sonatas CD1 KV 282 - track 13)
Communielied: “Gij zijt voorbijgegaan…” (363)
Gebed
Onnoembare en Nabije,
“Wie zeg jij dat ik ben?”
Met die indringende vraag wakkert gij in ons het verlangen aan te benoemen
wie gij zijt
wie gij in ons leven wil zijn.
Tal van bouwstenen legt gij ons daarbij in handen:
de namen waarmee mensen doorheen de tijden u hebben aangesproken,
de vonken van uw naam die zijn als ogen in ons hart,
Jezus zelf, dat vreemd bekend gezicht, die u aan ons openbaart.
Vuur ons aan in ons zoeken.
Maak ons aandachtig voor de flarden van uw woord om ons heen
Open onze oren en onze ogen voor sporen van uw gezicht in ons leven.
En schenk ons het geluk dat wij in het zoeken naar u ook de bestemming mogen vinden die gij voor ons voor ogen hebt.
Wij vragen het u in het spoor van Jezus, uw zoon, onze broeder.
Amen.
Zegen