2e zondag van de Advent (2023) – Van kwetsbaar naar ontzetting
Marcel Braekers
Begroeting
Wij zijn reeds een tweede week in de tijd van de Advent, een tijd van verstilling en verwachting ook al woedt overal in de wereld strijd en vernieling. De stilte die ons omhult is daarom doordrongen van vragen, van ongeloof en protest. Kunnen de twee samengaan?
We drukken die paradox uit door een tweede Adventskaars aan te steken: een stil gebaar maar waarbij we ook onze hoop en vertrouwen uitdrukken. Tijdens het aansteken zingt het koor
Lied 204 O radix Jesse
Gebed
Scheur toch de wolken
En kom naar ons toe.
Breek met uw Licht
De nachten aan flarden.
God, onbestaanbaar,
Bedolven onder vragen,
Verloren – vergeten,
Hoe ver is de nacht?
Log en massief is
De bergwand van onrecht,
Geen horizon en alles wat vonkt
Aan hoop, nieuwe dag,
Loopt stuk en dooft uit.
Muren als bergen,
Wanneer zullen zij
Wankelen, en geven zij zich
Gewonnen omdat Gij komt?
Zal het zijn als een vuur,
Als een vlam in de nacht
Die onrecht verteert?
Kunt Gij het aanzien,
Zwijgend, afwezig?
Hoe ver is de nacht?
Scheur dan de wolken
En kom naar ons toe. (Sytze de Vries)
Lied 221, strofe 4-6 dat wij als wachters
Inleiding op de lezing
‘Geroepen om het zwijgen te verbreken’ zo zongen wij. Hoe de stilte van de Advent en het verzet tegen onrecht en armoede tegelijk behouden? Kan de tekst uit de profetieën van Jesaja ons verder helpen? Baan een weg voor de Heer, effen de wildernis, zegt Jesaja. Deze prachtige messiaanse tekst hebben we reeds zo dikwijls gehoord. Maar hoe baan je die weg, hoe kan je een berg verlagen? Het is symbooltaal voor het ongelofelijke dat van ons wordt gevraagd: dat we vredestichters zouden zijn, standpunten verzoenen, het gesprek aangaan. Maar de werkelijkheid is zo verschrikkelijk. Hoe verwerf je of bewaar je de hoop op een messiaanse tijd?
Jesaja 40, 1 – 11
Lied 260 zal er ooit een dag van vrede
Marcus 1, 1 – 8
Homilie
Ik was onlangs in een geweldige boekhandel van religieuze literatuur in Brussel en kon het niet laten om nog een zoveelste commentaar op het evangelie van Marcus te kopen. Ook al heb ik er een hele rij toch ging ik overstag door wat ik in de inleiding las (Marc, l’histoite d’un choc, par David-Marc D’Hamonville). De auteur schrijft dat je dit evangelie moet lezen als de reactie op een schok. Marcus was helemaal gedesoriënteerd na de dood van Jezus. Hoe kon zoiets gebeuren, waar gaat het met deze wereld naartoe? Traumatherapie of teleonthaal bestonden nog niet, hij kon enkel naar de pen grijpen. Marcus beschrijft daarom hoe bij elke gebeurtenis de verbazing of eerder de ontzetting mensen aangrijpt en hij wil de lezer meeslepen in die verbijstering. Niet alleen het lijdensverhaal ook veel wondertekenen eindigen daarom met een uitroep van het volk: “Hoe is het mogelijk”. En na de verrijzenis vluchten de vrouwen weg gegrepen door huiver en ontzetting en ze zwijgen in angst. Dat maakt dit evangelie vandaag zo actueel (roepen wij ook niet herhaaldelijk bij alles wat je vandaag meemaakt: hoe is het mogelijk) en misschien moet je het nog eens in zijn geheel lezen om die schok opnieuw mee te maken.
Vandaag hoorden we het begin van dit evangelie en ook een eerste aanzet naar wat Marcus zo verwart. “Begin van het evangelie van Jezus Christus Zoon van God”. Het woord ‘begin’ betekent hier niet alleen ‘het eerste woord van een tekst’ maar verwijst naar het eerste woord van de Bijbel ‘Bereshit’ dat niet alleen begin maar ook fundament of Grond betekent. God is Grond van de schepping (niet de maker van iets) zoals ook Jezus Grond is van de nieuwe schepping. Dat is een onvoorstelbaar krachtige boodschap waar je lang over doet om ze te begrijpen.
Je zou denken dat het verhaal nu over die Jezus begint, maar dat is niet zo. Je moet op weg worden gezet om het te begrijpen. En dus komt eerst iemand die die weg voor ons baant. We zullen maar gereed zijn om de ontzetting door te maken die ook Marcus trof nadat we een doopsel van bekering ondergaan. Maar wat betekent dat moeilijke woord hier?
Marcus geeft niet rechtstreeks een antwoord maar begint te vertellen: Johannes leeft in de woestijn, hij is gekleed en voedt zich zoals de profeten en hij dompelt mensen onder in de Jordaan. Iedere goede lezer in de tijd van Marcus begreep dat dit alles verwees naar de uittocht uit Egypte en de tocht door de Rietzee en de Jordaan. We zullen dus maar in een juiste gesteldheid geraken om Marcus te begrijpen als we met het volk mee ons bekeren en opnieuw wegstappen uit een vangnet van verknechting en verslaving. De bekering waarover hier sprake is het toelaten van kwetsbaarheid, net zoals mensen die door die eindeloze zandvlakte trekken. In plaats van burgerlijke zelfgenoegzaamheid moeten we ons bekeren tot kwetsbare openheid. Johannes geeft daarbij zelf het goede voorbeeld: hij spreekt en handelt vanuit een gevoel van totale onbelangrijkheid. Hij is zelfs niet waardig de sandaal van die Jezus los te maken. Het gebaar was zo vernederend dat zelfs een Joodse dienaar zich er te goed voor voelde, het mocht alleen door een heidense slaaf worden gedaan. Johannes is alleen maar stem, roepende die ons uitnodigt met hem mee te gaan. De bekering die Marcus in zijn schoenen schuift, is nog maar de voorloper van wat erna komt. Het gevoel dat Marcus zo lang heeft onderuit gehaald toen hij hoorde over dit leven van Jezus: hoe kon dit leven zo verlopen en eindigen? Is het niet de ontzetting die ons allemaal elke dag weer overvalt (als we de eeltlaag rond ons hart hebben weggenomen)?
Maar Marcus heeft zijn gevoel neergeschreven, omdat hij geleidelijk of uiteindelijk een lichtpunt zag. Hij wilde in de donkerte een teken van hoop bieden zoals dit leven van Jezus ook zal eindigen. Zo worden we op weg gezet om het naderen van die Ander te ondergaan. Die Andere, Jezus de Christus, verwachten we in deze Advent.
Groot dankgebed 167 Gij zijt het
Na de communie 270 vanwaar zijt Gij gekomen