220710

10 juli 2022: 23e zondag door het jaar' (2022)

Wiens naaste wil ik zijn? (Lc 10, 25-37)

 

Ides Nicaise

Intredelied 104 Gegroet en gezegend

Verwelkoming

Al sinds Pasen lopen er twee rode draden door de vieringen: een eerste is de figuur van Paulus, de onvermoeibare, gepassioneerde bekeerling, die we al vijftien weken lang beter leren kennen via zijn brieven naar verschillende Christengemeenten (eerst de Korinthiërs, dan de Galaten en vanaf vandaag de Kolossenzen). De tweede rode draad is het Lucas-evangelie – waarin telkens weer het contrast tussen Jezus’ leer en de Joodse wetten en gebruiken in de verf gezet wordt: ditmaal over de grenzen van de solidariteit.

Laat ons beginnen met een moment van stilte, om ons open te stellen voor Gods gefluister in ons midden.

Openingsgebed

Jij, God, verborgen onder ons
Wij komen samen op dit uur en deze plek
luisterend, biddend en zingend
verbonden met elkaar
en tastend naar verbinding met jou
dankbaar om Jezus, jouw eerstgeborene
met zijn heldere woorden
en zijn grenzeloze medemenselijkheid.
Wij vieren zijn liefde voor mensen zonder onderscheid.
Hij is ons anker, ons middelpunt, onze brug naar jou.
Wij vieren ook Paulus en zijn gezellen
Om het vuur van hun geloof
uitgebazuind naar de verten van de wereld
Raak ons aan, alsjeblieft, met jouw Geest
van liefde, kracht en mededogen. Amen.


Inleiding op eerste lezing

We lezen vandaag een eerste stuk uit de brief van Paulus aan de Christenen van Kolosse. Het is een bevreemdende tekst: best lees je hem niet als een rationeel betoog, maar als een vurige en gepassioneerde lofzang. Bij het zoeken naar commentaren stelde ik vast dat deze lezing in de voorbije 20 jaar in onze kapel nooit voorgelezen geweest is. Dat zegt ook wel iets over de ondoordringbaarheid ervan: het is een uitdaging om naar de diepere betekenis ervan te tasten.

Paulus is nota bene nooit in Kolosse geweest. Er zijn zelfs twijfels of hij dit stuk zelf geschreven heeft. De auteur kan ook één van zijn metgezellen geweest zijn – maar dat doet er niet zo veel toe. Paulus had vernomen dat de Kolossenzen zich hebben laten meeslepen door een sekte die de ‘gnostici’ genoemd wordt. Het gnosticisme heeft de leer van Jezus vermengd met elementen uit oudere godsdiensten, alsook uit het Platonisme. Daarbij wordt de aardse realiteit strikt gescheiden van het bovennatuurlijke, het transcendente, maar bovendien ziet men een oneindig grote kloof tussen God en de zichtbare wereld. Daartussen zouden zich allerlei (voor ons mythologische) figuren bewegen zoals engelen en aartsengelen, maar ook een soort ‘hulp-goden’. De gnostici zouden naast hun fantasierijke theologie een ethiek prediken van strenge ascese, met allerlei verboden voedingsmiddelen – nog straffer dan de lijst met onrein voedsel uit de Joodse traditie. Al dat bijgeloof, en de verstikkende regels die ermee samenhangen, staan natuurlijk haaks op de bevrijdende leer van Paulus, waarin Jezus en het liefde-gebod centraal staan. Paulus (en zijn ghost writer) proberen de gemeente van Kolosse terug tot de kern van het Christelijke geloof te brengen. Het is tegen die achtergrond dat we de brief moeten interpreteren.

Eerste lezing: Kolossenzen 1: 15-20

Vervolg commentaar eerste lezing


Voilà, hopelijk is dankzij de achtergrondinformatie deze lezing nu glashelder? Voor mij alleszins niet… Jezus is voor mij nog altijd een mens, een historische figuur, die niet het heelal geschapen heeft maar er zelf op een welbepaald moment in geleefd heeft. Ik kan me niet inbeelden dat alles in hem bestaat, noch dat zijn kruisdood als zoenoffer gepland was om hemel en aarde met elkaar te verzoenen, noch dat hij (als eerste) uit de dood is opgestaan.

Deze lezing gaat mijn petje dus te boven – en misschien niet alleen het mijne. Maar toch ben ik gefascineerd door die dichterlijke beeldspraak. Ik probeer in de huid van de auteur te kruipen, en vermoed dat hij met deze lofzang uiting wil geven aan zijn mateloze verering voor Jezus. Het lijkt alsof geen superlatief sterk genoeg is om zijn bewondering onder woorden te brengen. Voor Paulus heeft Jezus de klok van de geschiedenis als het ware terug op nul gezet: de ganse kosmos wordt door Jezus volledig herschapen, er begint een nieuwe tijdrekening, en niets is nog zoals vroeger. Er komt een nieuwe wereldorde, met Jezus de Zoon van God in het middelpunt.

Tegelijk valt op hoe de auteur in zijn brief enkele elementen uit het gnosticisme vermeldt om zijn doelpubliek te raken. Bijvoorbeeld zegt hij dat God ‘al het zichtbare en het onzichtbare geschapen heeft’, als om de scheiding tussen beide op te heffen. Hij stelt Jezus voor ‘boven de tronen en hoogheden, heerschappijen en machten’ waarmee alle mythologische wezens worden bedoeld die de gnostici hebben verzonnen om de tussenwereld te bevolken tussen God en de wereld. Hij veegt die ‘hoogheden’ niet van tafel, maar onderwerpt ze aan Jezus.

Wordt Jezus met die verheerlijking niet wat over het paard getild? Zeker wel voor wie hem herleidt tot een gewone profeet, een mens met een groot hart, een charismatische figuur. Voor Paulus (en zijn metgezel) is Jezus veel meer dan dat: hij is innig verbonden met God en tegelijk als mens rechtstreeks toegankelijk voor ons. Jezus is de baken, de leider en bemiddelaar tussen God en de mensen. In de Oudheid werd de titel ‘Zoon van God’ wel vaker gebruikt voor keizers en andere gezagsdragers. Maar wellicht moeten we Paulus gelijk geven dat die titel niemand anders dan Jezus toekomt. We zingen daarom het ‘lied tot Jezus Christus’.

Lied tot Jezus Christus 363

Inleiding op evangelie


Over naar Lucas, met de parabel van de barmhartige Samaritaan. Ach, we kennen van in onze kindertijd het verhaal van die sukkelaar die in elkaar geslagen en beroofd werd. In het sappig West-Vlaamse lied van Willem Vermandere wordt hij nog zieliger bezongen als een dronkenlap en armoezaaier die ineengezakt is langs een veldweg. En dan lopen die pastoors die de zondag staan te preken hem zomaar in een boog voorbij. Hoe zijn we toch altijd in staat geweest om parabels te herleiden tot lessen over goeden en slechten, over individueel heldendom en compassie! We zullen misschien nog generaties nodig hebben om dat paternalisme af te leggen.

Natuurlijk zijn compassie en barmhartigheid ook authentiek christelijke waarden. Maar parabels hebben altijd minstens een dubbele bodem. Gaat dit evangelie niet over iets fundamentelers? Je zou het kunnen zien als Jezus’ manifest tegen racisme en ‘eigen volk eerst’. Zoals Marcel vorige week al vermeldde, was het begrip ‘naaste’ in de Joodse traditie beperkt tot mensen van Joodse afkomst en gevestigde immigranten. Allochtone nieuwkomers waren dus geen naasten, evenmin als de omringende volkeren. Vluchtelingen waren een twijfelgeval, want die moesten wel onderdak krijgen. En de wetgeleerde die Jezus de vraag stelt ‘Wie is mijn naaste?’ wil blijkbaar Jezus aan de tand voelen over dat soort grensgevallen. Jezus doorziet de list en draait de vraag om: van ‘wie is mijn naaste?’ tot ‘waar trek jij de grens van je medemenselijkheid?’.

Evangelie: Lucas 10: 25-37

Vervolg commentaar


Als we dit evangelie niet alleen lezen als een aansporing tot individuele liefdadigheid, maar ook als een maatschappelijke discussie over de grenzen van onze solidariteit, krijgt het verhaal plots een erg radicale, uitdagende toon. Jezus torpedeert met zijn parabel een van de fundamenten van de Joodse ethiek. En hij sneert naar de Joodse clerus die een xenofobe samenleving goedpraat. Maar als wij zelf even doordenken, wordt het ook heet onder ons achterwerk.

Jullie raden het al: dit evangelie is actueler dan ooit. Zou Jezus – als hij vandaag in Brussel had geleefd – geen open-grenzenbeleid prediken? Hij zou ons waarschijnlijk de vraag toewerpen, waar wij als gemeenschap de grenzen van onze solidariteit trekken. ‘Welk onderscheid maken wij tussen asielzoekers uit Oekraïne – en die uit Syrië of Afghanistan?’ De eerste groep krijgt – heel terecht - onderdak bij duizenden Vlamingen, en spoedhulp bij onze OCMW’s; de tweede groep slaapt daarentegen al maanden op straat, of zwerft van een sofa bij vrienden naar een kraakpand waar het vocht van de muren druipt. Of nog erger: ze zitten vast in mensonwaardige kampen op de Griekse eilanden. Onze selectieve medemenselijkheid kwam in de voorbije maanden scherp in het spotlicht.

Ook in het Europa van vandaag zijn er verschillende gradaties van burgerschap: de rechten van EU staatsburgers en intra-Europese migranten zijn door EU-verdragen grotendeels gelijkgesteld. Niet-EU migranten echter kunnen pas na een tijd onder bepaalde voorwaarden gelijke rechten opbouwen. Asielzoekers hebben dan weer tijdelijk recht op onderdak en urgente gezondheidszorgen, en hun kinderen hebben recht op onderwijs. Maar asielzoekers hebben geen recht om te werken en geen recht op sociale uitkeringen. Mensen zonder papieren hebben zelfs helemaal geen recht op onderdak. Meer nog: wie hen onderdak verleent kan zelf ook gestraft worden.

Wie zijn dan de barmhartige Samaritanen? Bijvoorbeeld de mensen van het Burgerplatform die – tegen de wetgeving in - transmigranten en daklozen zonder onderscheid van statuut uit de Brusselse stations en parken gaan ophalen om hen onderdak te verschaffen. Het is ook de ploeg rond het Huis van Compassie, die de Brusselse Begijnhofkerk hebben opengesteld voor mensen zonder papieren, en hun wanhopige actie voor regularisatie gesteund hebben. Het zijn de vele Vlamingen die hun huis met Oekraïense vluchtelingen hebben gedeeld - en dat blijven volhouden, ook als het na maanden zwaar begint te wegen en de overheid in gebreke blijft. Het is één van mijn jonge collega’s die haar ontslag heeft ingediend om als vrijwilligster in de vluchtelingenkampen op de Griekse eilanden te gaan werken. En iets bescheidener: al wie – ook uit de eigen gemeenschap - asielzoekers helpt zoeken naar een woonst, hen begeleidt naar het OCMW, of hun kinderen in OKAN-klassen Nederlands leert.

Voor al die profetische inzet, voor hen die (letterlijk) grenzen verleggen, voor hen die het evangelie handen en voeten geven, zingen wij als afsluiting van deze woorddienst lied 560 ‘Geen weg is te lang’.

Lied 560 Geen weg is te lang

Tafelgebed 168

Slotgebed (samen)


Wij dragen jouw woord mee naar huis, God,
Als licht op onze handen en in ons hart.
Wij willen ieders naaste zijn
Barmhartig en solidair
Totdat niemand nog beroofd wordt
Of zich vreemdeling moet voelen
Want elke mens op onze weg
Draagt jouw beeld in zich.
Amen.

Slotlied: 317 als er die ene niet was

Zegen en wegzending

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.