Recente Zondagsvieringen

De vieringen uit het verleden zijn gepubliceerd per kerkelijke jaar in het Archief.

De meest recente vieringen zijn:

- 27.08.23: … om te mogen zijn wat wij in uw ogen zijn.” (Jef)
- 20.08.23: De Blijde Boodschap in een multiculturele samenleving (Marcel)
- 15.08.23: Feest van Maria opgenomen in de hemel (Marcel)
- 13.08.23: Lopen over water (Rik)
- 06.08.23: Themaviering klimaatrechtvaardigheid en ecospiritualiteit (Sabine)
- 30.07.23: Zoeken en vinden (Jan)
- 23.07.23: Wat met het onkruid en de tarwe? (Marcel)
- 16.07.23: De zaaier die blijft zaaien (Lut)
- 09.07.23: Mijn juk is zacht en mijn last is licht (Marcel)
- 02.07.23: Themaviering klimaatrechtvaardigheid (Ides)

De Preek van de week (Dominicanen) vind je via deze link: https://www.dominicains.be/nl/preekvandeweek

230625

12e zondag (2023) Vrees diegenen die de geest doden

 

Marcel Braekers

Openingszang 101 Heerlijk is het te loven de Heer

Begroeting

Van harte welkom in deze viering die we beleven in verbondenheid met onze zustergemeenschap in Lier waarnaar een groepje van onze kapel is opgetrokken om samen Oosterhuis te gedenken.

Het einde van het schooljaar is in zicht en binnen enkele dagen vertrekken gezinnen op vakantie. Een goede gelegenheid om een strak patroon van werken, schoolgaan, dagelijkse zorgen opzij te schuiven en open te staan voor het onverwachte.

Over dat openstaan en over ontvankelijkheid gaat ook het evangelie van deze zondag. Zoals vorige en ook volgende zondag is het een fragment uit wat we ‘de zendingsrede bij Mattheüs’ zijn gaan noemen. Mattheüs heeft zijn evangelie opgebouwd rond 5 grote toespraken waarvan we vooral de eerste, de Bergrede, kennen. In deze redevoering staat de zending van de leerlingen centraal en geeft Jezus hen allerlei raad. Uit de tekst van vandaag heb ik één gedachte opgenomen: vrees niet hen die het lichaam kunnen doden, maar vrees vooral degenen of datgene dat de geest doodt. Wees dus waakzaam.

Gebed

Die de morgen ontbood
En het licht hebt geroepen,
Zegen ons ook
Met uw licht.

Vat ons samen
In de stralen 
Van uw genegenheid,

Beziel ons
Met de warmte van uw liefde
En wees ook deze dag
De lamp voor onze voet.         

(S. de Vries, vieren & brevieren p.152)

Lied 139 Sanctum nomen Domini (Mijn ziel prijst de naam van God)

Inleiding op de lezing

Zoals ik reeds zei, wordt in drie zondagen de zendingsrede in het evangelie van Mattheüs voorgelezen. Rik kon niet veel met de tekst aanvangen en verkoos de donkere nacht in te gaan. We hernemen daarom een stukje van vorige zondag en verbinden dit met de lezing van vandaag.

Evangelie Mattheüs 10, 7 – 8 . 27 – 33

Lied 581Zoals Ik zelf gezonden ben

Homilie

Tenzij u in een of ander Nederlands drugskartel zit maar normaal gezien moet u niet onmiddellijk vrezen voor uw fysieke veiligheid. De oproep van Jezus daarentegen om niet zozeer diegenen te vrezen die het lichaam kunnen doden, maar vooral diegenen die lichaam én ziel kunnen vernietigen is wel heel actueel. Vrees vooral diegenen die de geest doden. Vanuit alle hoeken worden aanslagen gepleegd op onze geest. Ik denk aan de doodse en dodende series die onze elke dag op tv worden geboden. Wie wil deelnemen aan een ernstig tv-debat oefent zich best in het lanceren van oneliners met daarbij voldoende kracht om de debatleider te weerstaan die je na twee woorden onderbreekt. Vrees degenen die ons enthousiasme fnuiken, omdat ze zelf opgebrand zijn. Vrees diegenen die onze wereld in een richting duwen die mensen in hun waardigheid raakt. Vrees de impact van het geweld in deze wereld zodat je er cynisch van wordt. Zoveel gevaren van buiten liggen op de loer om ons mentaal te doden.

Maar ook onszelf treft daarbij schuld, want kom niet met een wat moeilijkere tekst af of een wat cryptisch gedicht of iedereen begint te blazen. Iets moet direct hapklaar zijn. Is het niet normaal dat een boeiende maar moeilijke tekst 2 à 3 keer moet herlezen worden eer hij zijn geheimen prijs geeft? Ik durf dan nog nauwelijks te spreken over een religieuze tekst zoals de Bijbel die 2 à 3000 jaar geleden werd opgetekend. Wie wil nog de inspanning leveren om zich in die leef- en denkwereld in te leven? Ik sta dikwijls verbaasd van de clichés die mensen in hun jeugd ingelepeld kregen en die ze blijven meedragen, omdat ze te lui zijn om op een kritische manier de tekst te lezen en achterhaalde ideeën op te ruimen. Er is een proces van geestdoding bezig en we zijn er ons nauwelijks van bewust.

In de Odysseus verhaalt Homeros hoe na dagen van zware zeestorm Ulysses en zijn tochtgenoten aanmeren op een eiland. Ulysses wil weten of het bewoond is en stuurt enkele verkenners erop uit. Die komen bij de Lotofagen, het volk van de lotus-eters. Ze ontvangen de verkenners vriendelijk en bieden hen een verrukkelijke, zoete spijs aan gemaakt van lotusbloemen. Maar als de verkenners ervan hebben gegeten, vergeten ze hun opdracht en keren niet terug. De lotus zorgt voor verdoving en vergetelheid. Ulysses gaat hen opzoeken en heeft alle moeite om ze terug naar zijn schip te brengen, hij moet hen aan de roeispanen vastbinden om ze mee te krijgen en hen bij hun eigenlijke opdracht te brengen: terug naar huis varen. Zo varen ze verder, de tochtgenoten treurend om het verleidelijke land van de vergetelheid en Ulysses, gedreven om eindelijk thuis te komen.

Voor Homeros ging het om een beeld van wat met mensen gebeurt, en ik vind het verhaal actueel tot vandaag (cfr. De herschrijving die Joyce maakte in zijn ‘Ulysses’). De Westerse mens leeft ingedommeld omdat hij verdoofd is door welstand, door het gebod om dwangmatig te consumeren, door het comfort dat hem stilletjes in slaap wiegt. 

In het evangelie is Jezus zich sterk bewust van dit proces. Vandaar de herhaaldelijke oproep om waakzaam te zijn. Men maakte er dikwijls een goedkope versie van door te zeggen dat het vooral slaat op de dood die ons plots kan overvallen. Wat Jezus in het evangelie bedoelt is waakzaamheid voor het ‘kairos-moment’, voor de situaties of de momenten dat je overvallen wordt door het onverwachte, datgene of diegene die je ontwricht, het gunstige moment als een unieke kans om echt te veranderen. Daarvan zegt Jezus in het evangelie dat je moet durven het van de daken te roepen. Dat is dan het andere aspect: vrees degenen die de geest doden, en durf tegenspreken waar dat geestdodende werkzaam is. Dat is ook voor ons een opdracht waarbij we Gods Geest en kracht vragen om ons uit de slaap te doen ontwaken.

Groot dankgebed 159 Gij, de grond van ons vertrouwen

Na de communie 511 De Heer heeft mij gezien

230618

11e zondag (2023) Duisternis

 

Rik Nuytten

Lied 102: Opening van de dienst

Openingsgebed

Zie in duisternis uw ontelbare mensen.
Zie hun goede wil, hun wanhoop, onmacht, schuld. 

Zie allen die leven op aarde, nietig, onzeker.
En zie ons hier, dit huis vol mensen. 

Zie in morgenlicht uw ontelbare mensen,
allen voor eeuwig geboren;
zie hun levenswil, hun daadkracht, hoop en vrees, hun kleine grote liefde.
En zie ons hier, dit huis vol mensen. 

Zie allen die leven op aarde, hun leven niet zeker, 

arme, verworpene, vluchteling, vreemde,
zieken van lichaam, ontroostbare harten.
En zie ons hier, dit huis vol mensen. 

Wees hier aanwezig, Kom bevrijden. 

Huub Oosterhuis, uit: Kom Bevrijden

Lied 102: Amen 

Verwelkoming 

Om voor te gaan in een viering, begin ik gewoonlijk met het lezen en overdenken van de voorgeschreven lezingen van de dag. Deze lezingen van vandaag spraken mij niet zo aan. De eerste lezing is uit Exodus waar de HEER plechtig verklaart dat het volk van Israël een priesterlijk volk is. De tweede lezing, uit de brief van de apostel Paulus aan de Romeinen, is een redenering dat de zelfgave van Jezus ons “zomaar” met God heeft verzoend. Dat komt dicht in de buurt van het thema van barmhartigheid, tegen alle regels in, dat Marcel verleden zondag heeft behandeld. Het evangelie uit Matheus is ons bekend: het gaat over de roeping van de apostelen met de uitspraak van Jezus “dat de oogst groot is maar arbeiders te weinig”. De apostelen wordt macht gegeven om in Jezus’ naam zieken te genezen en demonen uit te drijven. Ik herinner me dat deze lezingen in mijn jeugd werden gebruikt om een triomfalistisch verhaal op te hangen, en reclame te maken om missionarissen te werven.

Zoals ik al zei, liggen deze thema’s mij niet zo. Daarom dacht ik verder te gaan in het tegendraadse van Jezus, zoals verleden week, en niet over het glorieuze lichtende van ons geloof te spreken, maar over de achterkant, de andere kant van de barmhartigheid: de duisternis. Daar hebben we allemaal, in min of meerdere mate, vroeg of laat mee te maken. 

Maar laat ons eerst Jezus aanroepen, de tegendraadse, met namen die hem over de eeuwen heen zijn toegekend. 

Zingen wij het lied 112 “Heer jezus, koning en gezalfde Gods”

Lied 112: Heer Jezus, koning en gezalfde Gods

Inleiding op het evangelie

Zoals ik in de inleiding zei, spraken de lezingen mij niet zo aan, en wilde ik wat verder nadenken over duisternis. Marcel stond dadelijk klaar met een tekst van Meister Eckhardt, maar die bleek te zwaar en te moeilijk voor mij. Hij verwees me toen naar Sint Jan van het Kruis. Bij beiden is het basisthema, dat je in diepe duisternis moet staan, volledig loskomen van alles, om God bij jou toe te laten. Dat is zware kost, maar bij het lezen over Johannes van het Kruis heb ik veel geleerd waarvan ik denk dat het mij verder helpt. 

Laten wij eerst luisteren naar het evangelie uit Mattheus.

Na de lezing zingen wij het lied 413: “Blijf mij nabij”

Evangelie  Mt 9, 36 – 10, 8 De oogst is groot, maar arbeiders zijn er weinig

Jezus trok rond langs alle steden en dorpen, Hij gaf de mensen onderricht in hun synagogen, verkondigde het goede nieuws over het koninkrijk en genas iedere ziekte en elke kwaal. 

Toen Hij de mensenmenigte zag, voelde Hij medelijden met hen, omdat ze uitgeput en hulpeloos waren, als schapen zonder herder. 

Hij zei tegen zijn leerlingen: ‘De oogst is groot, maar er zijn weinig arbeiders. Vraag dus de eigenaar van de oogst of Hij arbeiders wil sturen om de oogst binnen te halen.’

Daarop riep Hij zijn twaalf leerlingen bij zich en Hij gaf hun de macht om onreine geesten uit te drijven en iedere ziekte en elke kwaal te genezen.

lied 413: “Blijf mij nabij”

Commentaar

Het verhaal van jezus gaat verder op het thema waar Marcel het verleden week over had. Jezus gaat uit naar de verstotenen en de zwakken, en geeft zijn leerlingen de macht om dit ook te doen. Maar liever dan defaitistisch te doen over te weinig arbeiders voor de oogst, zou ik het willen hebben over die armen en verstotenen, die in duisternis leven. Over hoe we de barmhartigheid van de Heer kunnen vinden in de diepste duisternis. En daarvoor ga ik te rade bij Johannes van het Kruis. 

Die duisternis kan heilzaam zijn. Wie met Johannes van het Kruis (1542-1591) de donkere nacht betreedt, komt tot verrassende ontdekkingen. Deze begaafde jongeman van eenvoudige komaf, is door zijn hervorming van de kloosterorde (van de karmelieten) terechtgekomen in een complex van tegenstand en intriges. Hij wordt door zijn eigen medebroeders opgesloten en verblijft meer dan negen maanden in eenzame opsluiting in een donkere cel. Uiteindelijk weet hij met hulp van een welgezinde broeder te ontsnappen.

Maar de ontwikkeling van zijn innerlijke transformatie is dan al lang in gang gezet en is niet meer te stoppen. In de duistere eenzaamheid ontwaart hij een Licht dat hem de Liefde openbaart. Hij ontdekt zijn Geliefde die hem nooit in de steek heeft gelaten. Juist in de duisternis ontdekt Johannes de eenheid met deze Geliefde. Zij zijn niet meer te scheiden. De teksten van het Hooglied zijn daarbij zeer belangrijk. 

In zijn beschrijving, eerst in een gedicht dat tot de canon van de Spaanse poëzie behoort, en in zijn geschriften achteraf, spreekt hij steeds over “de geliefde”, niet over God. In duisternis komt hij tot eenheid met de geliefde.

Laten wij nu naar een vertaling van dit gedicht luisteren. (Uit Frans Maas, Spiritualiteit als inzicht, P.21-22)

Gedicht “In Donkere nacht” Johannes van het Kruis

In een nacht, aardedonker, 
in brand geraakt en radeloos van liefde, 
- en hoe had ik geluk! - 
ging ik eruit en niemand 
die 't merkte - want mijn huis lag reeds te slapen.  

In 't donker, geheel veilig 
langs de geheime trap en in vermomming, 
- en hoe had ik geluk! - 
in 't donker, ongezien ook, 
want alles in mijn huis lag reeds te slapen. 

In de nacht die de kans geeft, 
in het geheim, zodat geen mens mij zien kon 
en ook ikzelf niets waarnam: 
ik had geen ander leidslicht 
dan wat er in mijn eigen binnenste brandde. 

Dat was het dat mij leidde 
- zekerder dan het zonlicht op de middag - 
daarheen waar op mij wachtte, 
van Wie ik zeker kon zijn 
en op een plaats waar niemand ooit zou komen. 

O nacht die mij geleid hebt! 
O nacht, mij liever dan het morgengloren! 
O nacht die hebt verenigd 
Beminde met beminde, 
beminde, opgegaan in de Beminde! 

Aan mijn borst, wei vol bloemen, 
Hem alleen, onbetreden voorbehouden, 
daar is Hij ingeslapen 
en heb ik Hem geliefkoosd 
en gaf de waaier van de ceders koelte. 

De koelte van de tinnen 
kwam, onderwijl ik door zijn haren heenstreek, 
met haar hand, licht en rustig, 
mij aan de hals verwonden 
en stelde al mijn zinnen buiten werking. 

Mijzelf liet ik, vergat ik; 
ik drukte het gelaat aan mijn Beminde; 
het al stond stil, ik liet mij gaan, 
liet al mijn zorgen liggen: 
tussen de witte leliën vergeten

 

Stilte 

Het duister is pijnlijk en vervreemdend, omdat we de vertrouwde wereld achter ons moeten laten. In de zichtbare wereld van het alledaagse licht, zijn onze zintuigen onze betrouwbare gidsen die ons in contact brengen met alles wat ons dierbaar is. Maar in de duisternis valt alles weg. Er wordt een aanwezigheid ervaarbaar die in de tastbare wereld niet kan worden waargenomen. Sterker: onze zintuigen zitten die geestelijke waarneming in de weg. Door onze zintuigen creëren we voorstellingen en beelden die we verwarren met de geestelijke werkelijkheid.

In de duisternis raken we vervreemd van die vertrouwde wereld. We raken zelfs vervreemd van de beelden over onszelf. Dat maakt angstig en eenzaam. De mens kan daarvoor terugschrikken, zoals je liever in het licht gaat staan dan in de duisternis. Toch kan de duisternis wonderlijk uitnodigend zijn door de weidsheid en het gevoel van oneindigheid dat ontstaat.

In die ruimte van de leegte voelt de ziel zich gezien, aanschouwd. Dit aanschouwen is een beweging van de Liefde, die de ziel tegemoetkomt op de duistere weg van de oneindigheid. Totdat de ziel de eenheid met de Geliefde ervaart: ‘maar wij keken niet naar elkaar, want ik was Hem en Hij was mij.’

Het kan dus uitdagend zijn om juist de duisternis te omarmen en de ruimte te laten ontstaan voor de eeuwigheid. Bij Gods incarnatie breekt de eeuwigheid in onze tijdelijkheid in. Dat herinnert ons aan het Licht dat ontstoken wordt. Als we diepe duisternis ervaren, ontdekken we de grootsheid van het geschenk van het Licht. Met Johannes van het Kruis als onze gids is in onze duistere periodes, kunnen we wellicht precies daar een glimp opvangen van de Geliefde die ons tegemoetkomt.

Het is merkwaardig dat Eckhardt en Johannes van het Kruis beiden spreken over de duisternis als katalysator om God te ontmoeten. Ik vind dit eigenlijk een bemoedigende gedachte: hoe diep je ook zit, er kan op een onverwachte manier plotseling licht binnenkomen. In een lied van Leonard Cohen staat: “Er is a crack in everything, that’s where the light comes in”.  “In alles zit een barst. Dat is hoe het licht binnen komt”. Hoe diep en donker je ook zit, vroeg of laat komt er ergens licht door. Ik denk dat de barmhartigheid, zoals Jezus dit getoond heeft, hier een belangrijke rol in speelt. Onze barmhartige houding kan precies datgene zijn wat nodig is om bij iemand die in diepe duisternis is, om het licht te zijn dat door een barst naar binnen komt. Voor onszelf kan het betekenen dat in de duisternis en leegte gaan staan ons kan de Onnoembare bij ons toe te laten, en weer verder te kunnen. 

Laten wij dit uitzingen in lied 373: “er is een woord in duistere uren, en daaraan houden we ons vast.”

Lied 373 “Dit ene weten wij” 

Offerande – Kaarsjes

Lied 149

Grote dankgebed – 167 Gij zijt het

Onze vader

Slotgebed 

Ik zal in mijn huis niet wonen, 

ik zal op mijn bed niet slapen, 

ik zal mijn ogen niet dichtdoen, 

ik zal niet rusten, geen ogenblik 

voordat ik heb gevonden: 

een plek waar hij wonen kan 

een plaats om te rusten voor hem die God is, 

de enige ware. 

Ik zal in mijn huis niet wonen, 

ik zal mijn ogen niet dichtdoen, 

ik zal niet rusten geen ogenblik 

ik mag versmachten van dorst tot ik gevonden heb: 

een plek waar de doden leven
de plaats waar recht wordt gedaan 

aan de verworpenen der aarde. 

Psalm 132, in de hertaling van Huub Oosterhuis 

Slotlied 312 Voor wie in duisternis

Zending en zegen 

 

Inspiratie: https://www.kerkindenhaag.nl/2020/12/07/stille-nacht-de-mystieke-duisternis/

230611

10e zondag (2023) – Barmhartigheid wil ik, geen offers 

 

Marcel Braekers

Openingszang 795 Psalm 95- Hier in de stilte verzameld

 

Begroeting

Enige tijd geleden vierden we hier in de kapel een doop, die verliep zoals ik meestal gewoon ben. Als er kinderen zijn vraag ik hen om mee het kindje te dopen als teken dat dit kindje in hun gemeenschap zal opgroeien. En ik vraag de ouders om samen met mij hun kindje te zalven, want samen drukken we uit dat het een geschenk is en vragen wij de Schenker dit nieuwe leven met zijn Geest te begeleiden. De meter en peter verwoorden op hun manier wat ze voor de dopeling willen zijn. Een doopfeest is op die manier een blij en ongedwongen feest. Maar deze keer zat bij de familie een vrouw die achteraf met allerlei vragen zat. De inbreng van de familie vond ze maar niets, dopen gebeurt door een priester. Ze vroeg zich af waar de godslamp stond en toen ik die aanwees, vond ze dat die te ver van het tabernakel stond. Ik haalde mijn schouders op en liet haar met haar gemor alleen. Achteraf had ik er spijt van, want misschien had ik toch moeten proberen om een echt gesprek aan te gaan. Wat bezielde deze vrouw? Welke geschiedenis had ze doorgemaakt en wat droeg ze in haar rugzak mee om zo te reageren?

In het evangelie van vandaag zegt Jezus tegen de farizeeërs ‘dat gezonde mensen geen dokter nodig hebben, maar alleen de zieken’. De boodschap die Hij brengt is dus bestemd voor mensen die een of ander kwetsuur meedragen en uit zichzelf niet kunnen genezen. Welke verwondingen zou die vrouw met zich meedragen? En mag ik de vraag voor ieder van ons ook stellen: waar trachten wij van te genezen als we hier samenkomen of wanneer we in stilte ons biddend tot onze Schepper richten? Geloven wordt maar concreet, dynamisch en evoluerend als het een nauwe band bewaart met datgene waarmee we moeten worstelen of waarvan we proberen te genezen.

 

Lied 412  Wat ik gewild heb

 

Gebed:    Ik zal op U wachten

Zoals een hert reikhalst naar levend water,
Dorst ik naar God, de levende God.
Ik ben zielsbedroefd, ik denk aan U –
Al uw brandingen beuken mij,
Golven slaan over mij heen.
Levende God, mijn rots, hebt Gij mij vergeten,
Waarom loop ik er haveloos bij,
Gekweld en vernederd?
Moedeloos ben ik, opstandig, ik zal op U wachten,
Gij zijt mijn lijfsbehoud,
Gij zijt mijn God.
Zoals een hert reikhalst naar levend water,
Dorst ik naar God, de levende God.

                                   (naar psalm 42-43)                            H. Oosterhuis

 

Inleiding op de lezingen

Welke geschiedenis dragen mensen met zich mee? En welke rol speelt die geschiedenis in de keuzes die zij maken? In de twee lezingen van deze zondag komt de sterke zin terug: “Barmhartigheid wil ik, geen offers.” Barmhartigheid, letterlijk staat er ‘baarmoederlijkheid’ wil ik, zo zegt God. Een houding van intense en onvoorwaardelijke betrokkenheid op de ander. In het evangelie is dat heel belangrijk, want Jezus ontmoet Mattheüs, een tolbeambte die aan zijn tolhuis zit en Hij roept hem als leerling. Voor de omstaanders was dat een moeilijk te slikken pil. Hij was immers een collaborateur en wellicht ook een beroepsafperser, want tollenaars vroegen niet alleen wat de romeinen voorschreven, maar voegden aan de tol een extra schep toe om zichzelf te verrijken. Omdat Jezus het ongenoegen voelt zegt Hij dat barmhartigheid belangrijker is dan offers. We luisteren eerst naar de lezingen en dan moet ik iets meer zeggen over die offers.

Hosea 6, 3 – 6

Lied 723B (psalm 23)

Mattheüs 9, 9 – 13

Homilie

Het werd daar een vreemd bruin feestje van collaborateurs die vanuit alle hoeken samen kwamen om te vieren dat hun collega een soort van promotie had gekregen, alhoewel de overgang van beroepsafperser naar leerling toch een grote sprong was. In de ogen van zijn volksgenoten had Mattheüs zich misdragen door mee te werken met de romeinen en door anderen af te persen. Zo kan je in het boek Leviticus lezen dat iemand die een ander bedriegt of heeft afgeperst schuldig is. Om het goed te maken moet hij de afgeperste som terugbetalen plus één vijfde van de som er bovenop. En hij moet een ram naar de priester brengen die het ritueel slacht. Dan is de schuld voorbij. (Lev. 5,20-26)

Wat Jezus doet is dus hoogst eigenzinnig. Tegen alle gangbare gevoelens van afkeer in nodigt Hij Mattheüs uit om zijn volgeling te worden en Hij gaat samen met hem en een hele bende tollenaars aan tafel als een symbolische gebaar van verbondenheid en vertrouwen. En aan de omstaanders verkoopt Hij een sneer met te zeggen dat Hij gekomen is voor de zieken, niet voor de gezonden. En nog: dat barmhartigheid belangrijker is dan een offer van herstel. Mattheüs moet niet door de schuldmolen, maar wordt zomaar opgenomen in de nieuwe kring. Op een andere plaats zegt Jezus: “Wees barmhartig zoals uw hemelse Vader barmhartig is.” 

Voor ons klinkt dat allemaal geweldig, maar voor zijn volksgenoten moet dat hard zijn aangekomen. Alle omstaanders hadden wel een eitje te pellen met een of andere tollenaar die ze graag levend zouden willen villen. Hoe overstijg je de afkeer of de haat die je met je meedraagt? Ik geef niet onmiddellijk een antwoord maar keer terug naar de vrouw waarover ik sprak bij de begroeting. Waarom reageerde ze bitter op een heel natuurlijk gebaar waardoor het sacrament niet alleen een ritueel van de priester is maar een gebaar van heel de gemeenschap? Wat miste ze aan wijding of heiliging toen ze naar de godslamp wees? Ongetwijfeld had ze een reden om op haar manier te geloven en werd ze boos om allerlei afwijkingen, maar helaas hebben we een kans gemist om naar die grond toe te gaan. Door daar naar te verwijzen en die ter sprake te brengen, zou ik beter begrijpen waarom ze zo dacht, maar was er ook een kans dat haar geloof in beweging kon komen. Datzelfde gold ook voor de farizeeërs en de omstaanders in het evangelie. Zij eisten gerechtigheid door zich te onderwerpen aan de norm, terwijl Jezus oproept tot barmhartigheid.

De bedenking dat geloven altijd een krachtige band moet bewaren met de menselijke, worstelende grond geldt voor ons allemaal. Wellicht werden de meesten onder jullie gelovig, omdat men u zo heeft opgevoed. Maar op een bepaald moment moet je toch persoonlijk kiezen, en dan stelt zich de vraag: waarom die keuze, waarvan moet die Blijde Boodschap mij verlossen? Welke wonden of welk pakje draag ik mee waarop geen enkel systeem of overtuiging een antwoord heeft? Je gelooft maar, zo denk ik, omdat een ander antwoord niet voldoet, omdat het een horizon opent waarin het bevrijdend is te kijken. “Gezonden hebben geen dokter nodig”. De boodschap die Jezus bracht was bedoeld voor gekwetsten en lijdenden. Ik ben er ook van overtuigd dat het altijd weer contact zoeken met dat gewonde deel ons geloof concreet maakt, het altijd doet verder evolueren. Maar ook, dat zo’n houding van ons milde mensen maakt. Dan kan je ook met Jezus zeggen: “Barmhartigheid wil ik, geen offers.”  

In onze zangbundel staat een prachtig lied dat op een andere manier verwoordt wat ik bedoel. Zingen we daarom lied 136 Wek mijn zachtheid

Groot dankgebed 164 Gij die de stomgeslagen mond verstaat

Na de communie 539 Hij brak het brood

230604

Drievuldigheidszondag “ik zal er zijn voor jou”

 

Geert Craps

 

Openingslied 104

 

Welkom 

Op Hemelvaartsdag zei Marcel de voor mij behartenswaardige woorden: “Het verhaal over de tenhemelopneming van Jezus is een mythisch verhaal en wil ook als zodanig worden begrepen. We moeten het niet ‘ontmythologiseren’ door een gemakkelijke hedendaagse uitleg, maar het erkennen in zijn mythische kracht.”  Het plaatste de Hemelvaart voor mij plots in een begrijpelijk licht. Vandaag vieren we een feest waarvan de oorsprong  naar mijn gevoel nog verder gaat dan het mythische: over de Drievuldigheid staat er zelfs geen verhaal in het Nieuwe Testament: het idee van een drie-ene God bestond nog niet toen de evangelies werden geschreven. De Drievuldigheid is een theologisch antwoord op een probleem dat het vroege christendom tegenkwam, omdat het absoluut wou passen in de Griekse opvatting over hoe de wereld in elkaar zat. Dus moeten we dat vieren, heeft er eens iemand gedacht. En zo zitten we er nu mee, met iets dat zelfs de mythische kracht te boven gaat. Het blijft duister voor mij. Laten we daarom maar een openingsgebed bidden om inzicht en licht… 

 

Openingsgebed

Laat dit een uur zijn
Waarin ons hoofd en ons hart,
Wie wij zijn en wat wij doen
Ons overgeeft aan u, Gij, liefde zelf

Laat dit een uur zijn
Waarin wij ons op U richten
Om onszelf te hervinden,
Elkaar te zien
Onze weg te weten.

Laat dit een uur zijn
Dat ons bevrijdt
Van de daden, de woorden, de gedachten
Waarmee wij U en elkaar bezeren.

Wees hier aanwezig
En laat uw liefde stralen door ons
En ons hart verruimen,
Nu en altijd.

 

Inleiding op de lezingen

Het is voor sommigen allicht leuk om te filosoferen over de drie-eenheid. Mijn schoonbroer, die sterrenkundige en wiskundige is, zegt bv.: de enige manier waarop de unie van drie verzamelingen even groot is als de drie verzamelingen afzonderlijk, is als ze oneindig zijn. 

Boeiend om over te denken, maar zoals Jef zich vorige week ook al afvroeg: spoort dit wel met mijn dagelijkse levenservaring? Om er vandaag toch wat drie-eenheid in te houden, ga ik mij beperken tot de drie voorgeschreven lezingen van vandaag. Daarbij geef ik telkens een kort commentaar over een van de personen van de Drievuldigheid, en bezinnen we ons met een kort stukje muziek. En het spoort, denk ik. 

 

Acclamatie 124 “Open de woorden” 

 

1.     Uit het boek Exodus (Ex. 34,4b-6.8-9)

In die dagen besteeg Mozes ‘s morgens vroeg de Sinaï, zoals de Heer hem bevolen had. De twee stenen platen nam hij mee. De Heer daalde neer in een wolk, kwam bij hem staan en riep de naam van de Heer uit. De Heer ging hem voorbij en riep: “De Heer! De Heer is een barmhartige en medelijdende God, groot in liefde en trouw.” Onmiddellijk viel Mozes op zijn knieën en boog zich neer. Toen sprak hij: “Och Heer, wees zo goed en trek met ons mee. Dit volk is wel halsstarrig, maar vergeef toch onze misdaden en zonden, en beschouw ons als uw eigen bezit.”

Commentaar

In de tijd dat Exodus werd geschreven, waren goden die wezens die wellicht wel aanroepbaar en benaderbaar waren, maar uiteindelijk toch hiërarchisch boven de mensen stonden, in een soort willekeurige, onkenbare machtsrelatie. In dit fragment van exodus is de vaderlijke God aanwezig: “ik zal er zijn” is zijn naam, hij is de barmhartige, genadige, rijk aan liefde en aan trouw, die naast Mozes komt staan, en meegaat. Na duizenden jaren voelen en denken over God zijn wij westerse, eenentwintigste-eeuwers allang voorbij het idee van een soort supermenselijk opperwezen. Vastleggen, definiëren, laat staan bewijzen of en wat God is, daarvan beseffen we dat het onze pet te boven gaat, en eigenlijk ook niet de essentie is. Wat we wel weten en ervaren, is dat onze naaste zich geliefd en betrouwd voelt als wij zelf tegen die naaste zeggen: “ik zal er zijn voor jou”. Dan wordt de vaderlijke God een beetje aanwezig tussen ons. 

Lied: “O Heer God, erbarmend, genadig lankmoedig”

 

2.     Uit de tweede brief van Paulus aan de Korintiërs (2 Kor. 13,11-13)

Liefste broeders en zusters, laat alles weer goed komen, neemt mijn vermaning ter harte, weest eensgezind, bewaart de vrede, en de God van liefde en vrede zal met u zijn. Groet elkander met de heilige kus. U groeten al de heiligen. De genade van de Heer Jezus Christus, de liefde van God en de gemeenschap van de heilige Geest zij met u allen. Amen.

Commentaar

Drievuldigheidsdag is zo’n beetje de samenvatting van de hele Paasperiode: met Pasen vieren we de Zoon die zich volledig geeft, met Hemelvaart zijn vereniging met de Vader,, met Pinksteren de Geest die ons bezielt. Ik blijf het toch verkwikkend vinden om dat hier als gemeenschap te vieren. Natuurlijk kun je lezen en je bezinnen in je eentje, en daardoor je leven verrijken, maar om dat in een gemeenschap te doen is toch nog iets anders. “Ik zal er zijn voor jou" kan toch niet anders dan samen zijn?: dat is geestig, geestdriftig, begeesterend, geestverruimend zelfs. De gemeenschap van de Geest en de goddelijke liefde noemt Paulus in een adem. De adem van de Geest. 

Lied: 140 Veni Sancte Spiritus 

 

3.     Uit het evangelie van Johannes (Joh. 3,16-18)

“Zo zeer heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft, niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben. God heeft zijn Zoon niet naar de wereld gezonden om de wereld te oordelen, maar opdat de wereld door Hem zou worden gered. Wie in Hem gelooft, wordt niet geoordeeld, maar wie niet gelooft, is al veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in de Naam van de eniggeboren Zoon van God.”

Commentaar

Het fragmentje dat we net gehoord hebben is het laatste deel van het verhaal over Nicodemus, de Joodse schriftgeleerde die in het holst van de nacht naar Jezus toekomt, en de raad krijgt om opnieuw geboren te worden. Is het u ook opgevallen dat er in de drie lezingen van vandaag het woord liefde of liefhebben telkens terugkomt? De kern van een Christelijke houding is volgens Johannes dat liefhebben centraal staat. De liefde die God zelf is, is realiteit geworden in de figuur van Jezus. Niet de regeltjes en het oordeel daarover zijn de essentie van zijn boodschap,  maar je houding in het volle leven; dat is opstand. Dat is wat die ene ons heeft voorgeleefd: “ik zal er zijn voor jou” is niet alleen een naam, het werd  realiteit in hem, en wordt kern van ons wezen, elke dag. 

En dan een laatste gedachte: door de Drievuldigheid zegt de kerk ons: Gods aanwezigheid in de geschiedenis, als Vader, Zoon of Geest is niet aan tijd of plaats gebonden. Als de Zoon en de Geest net zo eeuwig God zijn als de Vader, zijn ze er altijd en overal al geweest en zullen ze er altijd voor ons zijn. De Drievuldigheid verruimt onze blik dus ook op de wereld: de goddelijke vonk is altijd in alles en allen aanwezig. Het is een beleefde vraag om respect en nederigheid, die Drievuldigheid. En het spoort. 

Lied: 143 Onze weg

 

Offerande

  • Muziek
  • 149

Groot Dankgebed 151 Christus de gestalte van God

 

Communie 

  • Muziek: 

Communielied 537 Zingt van de Vader

 

 

Slotbezinning

Gij hebt onze hand gevraagd en wij aarzelen.
Gij straalt uw licht over ons uit 
en wij verbergen ons in kilte, in schemer.

Gij hebt U gewaagd aan onze dood,
maar wij geloven onze oren niet.

Gij drukt de aarde aan uw hart
tot zij vervuld is van uw barmhartigheid
maar wij durven zover niet te denken.

Houd dan toch aan ons vast
blijf ons aanvuren door uw Zoon
blijf ons verwarmen met uw Geest 
verwarren met uw eigen liefde
totdat het lied in ons wil bloeien.

Zegen en zending

230528

Viering van Pinksteren 2023 - Elke dag Pinksteren

 

Jef Schoenaerts

Openingslied  395 “Wat altijd is geweest…” 

Inleiding van de viering

“Wat altijd is geweest, het waaien van de geest, gebeurt aan ons vandaag…” zongen we in dit prachtig openingslied.  Mooi, maar is dat wel zo?  Spoort het lied samen met de realiteit?

Bij het voorbereiden van deze viering voelde ik hoe Pinksteren in mijn beleving een feest is in de schaduw.  Voor Kerstmis en Pasen nemen we liturgisch een lange voorbereidingstijd in acht: advent enerzijds en de vastentijd anderzijds, een tijd van wachten, ruimte maken voor.   Bij Pinksteren heb ik helemaal die link niet naar wachten en verwachten.  Er zijn wel lezingen in de paastijd waarin de Geest door Jezus expliciet wordt aangezegd maar veel impact heeft dat bij mij niet.   Het lijkt wel alsof de Geest enkel het kleine broertje is van de Vader en de Zoon, een “nakomertje”.  Hij is er wel maar zelden komt hij in het volle licht.

Mijn aanvoelen hoort thuis in een ruimer kader.  Het is pas in Vaticanum II dat er een soort “herontdekking van de Geest” in het kerkelijk denken plaatsvond.   Zo hervond de Geest na het concilie stilaan terug een plaats in het eucharistisch tafelgebed, hoewel vaak nog heel bescheiden: eerder als figurant en nauwelijks als  actieve kracht.  Een ander voorbeeld van de revival van de Geest sinds het concilie is de wijze waarop men de “sensus fidelium” – de geloofszin van de gelovigen – benadert.   Dat gebeurt niet meer bevoogdend vanuit het perspectief van de gehoorzaamheid. Men erkent daarentegen steeds meer dat álle gelovigen drager zijn van de geest en volwaardige gesprekspartners zijn in het geloofsleven en in het kerk vormen.   Het belang dat paus Franciscus toekent aan het synodaal proces is daar een uiting van.

De recente herontdekking van de Geest roept bij mij enkele vragen op. 

Is Pinksteren een kunstmatig feest, een verplicht nummertje waarbij de Geest even uit de kast wordt gehaald, niet meer dan een strovuur?  Of is de Geest een realiteit in mijn geloofsleven?

Of nog: “Wie weet vanwaar Hij komt, wie wordt zijn licht gewaar?” zingen wij straks.  Zonder de Geest te willen in de greep te willen krijgen, wil ik toch graag de  vraag blijven stellen: vanwaar kom jij?  Waar breng je mij?  …

Laten we het nu eerst stil maken in en rondom ons en onze god vragen om ontferming.

 

Gebed om ontferming: 412 “Wat ik gewild heb…”  

 

 

Gebed

 

Onnoembare en Nabije

Waar wij niet leven in de Geest van úw liefde,

dooft ons vuur, ontbreekt ons de hoop,

wordt geweld onze voertaal

en wordt leven geofferd.

     Waar wij niet leven in de Geest van úw trouw,

     worden wij voor elkaar onbetrouwbaar,

     breken onze woorden,

     wordt de liefde loos en de vrede ijdel.

Waar heel de schepping niet ademt

van de Geest van úw liefde en trouw

zal zij sterven

verkracht, misbruikt, leeggeroofd.

     Dat zij herschapen wordt,

     als nieuw bezield

     en dat uw Geest ook ons levend maakt,

     bidden wij vandaag hier

     vurig.

            (Sytze de Vries)

 

Acclamatie vóór de lezing: 804 “Alles wacht op U vol hoop” 

Lezing: Rom 8, 9-11 en 26-27 met nadien herhalen van acclamatie

 

 

Homilie

 

Enkele jaren geleden schreef Timothy Radcliff, een vroegere magister van de dominicanen, het boek “Leven in volheid”.   Over Pinksteren zegt hij daarin het volgende: “…de leerlingen moeten [na de verrijzeniservaring en na hemelvaart] Christus verliezen voordat ze de Geest ontvangen. … Christus is als aanwezigheid onder hen verloren gegaan, zodat hij vervolgens op veel intiemere wijze weer bij hen kan komen in de Geest. … We hebben een leegte in de kern van ons zijn nodig als we de Geest willen ontvangen.” (einde citaat)

Twee elementen intrigeren mij in bovenstaande tekst.  Enerzijds zegt Radcliff dat de apostelen “Christus moeten verliezen”.  Hoe kan Christus in ons groeien als we Hem geketend houden in vaste beelden en formules?  Pas bij het loslaten daarvan ontstaat er ruimte voor een waarachtige ontmoeting.   Zo komen we terecht bij het tweede element van Radcliff nl. dat we in onze kern een leegte nodig hebben om de Geest te ontvangen?   Een leegte die ons terugvoert naar een honger die we zelf niet kunnen stillen.   Een onsterfelijk verlangen naar levensadem dat niet vervuld wordt door het op te vullen met wat zich in het leven aandient aan aanzien, geld, bezigheden allerhande. 

Alle mensen die in zich dat onvermogen erkennen en het uithouden in het gemis vertrouwen erop dat god niet ongevoelig blijft voor dat verlangen.  Het treft mij telkens in Orval dat net monniken, zowat de “professionals” in het zoeken naar god, elk gebedsmoment starten vanuit datzelfde gemis met de woorden uit psalm 70: “Dieu, viens à mon aide. Seigneur, à notre secours.”    De belofte van Jezus dat hij de Trooster, de Helper zal zenden vindt in deze vraag zijn bron en zijn vervulling.

De apostel Paulus was een man die de Geest in zich werkzaam wist.  Hij heeft gezocht naar woorden en beelden om zijn ervaring dichter te brengen naar de kern van ons geloof.   

Ik koos uit zijn brieven twee fragmenten over verschillende facetten van de Geest.

Een eerste fragment plaatst de Geest in het centrum van ons bidden.

We hoorden het zonet in de lezing uit de brief aan de Romeinen: “De Geest helpt ons in onze zwakheid; we weten immers niet wat we in ons gebed tegen God moeten zeggen maar de Geest zelf pleit voor ons met woordloze zuchten.”   En in de brief aan de Galaten klinkt het nog krachtiger: “… God zond de geest van zijn Zoon in onze harten, en die (Geest) kraait: “Abba, papa!”   Het is de Geest van Jezus, aldus Paulus, die ons verlangen voedt en deelt en die de gelovige tot gebed brengt.  Dit inzicht van Paulus versterkt in mijn bidden de voeling met de Geest.  Hij komt mij in mijn onvermogen, in mijn poverheid tegemoet, hij ruimt de obstakels in mijn binnenste weg, hij blijft mij influisteren dat god mij welkom wil heten.

“De geest die ons bewoont, verzucht en smeekt naar god…” Lied en realiteit vallen samen: ik kan deze tekst zonder rem en met enthousiasme zingen.

Een tweede fragment plaatst de Geest in het centrum van ons dagelijks leven.

In de Galatenbrief zegt Paulus: “De vrucht van de geest is liefde, blijheid, vrede, geduld, vriendelijkheid, goedheid, betrouwbaarheid, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.”  Waar Paulus die veelheid aan houdingen in andere brieven benoemt als “de gaven van de Geest”, spreekt hij hier over “vrucht” van de geest.    Luc De Saeger zegt hierover: “In “vrucht” (enkelvoud) zit heel het DNA van de vruchtgever (van god dus) … Met de geest geeft God niet iets van zichzelf aan mensen, maar geeft hij zichzelf aan mensen.” (einde citaat)  In de gave van de Geest herschept en verandert God de mens van binnenuit.   Wat een rijke gedachte!   De Geest strooit niet zomaar willekeurig zijn gaven uit, hij geeft God in ons handen en voeten als wij met liefde, vrede, geduld,…  in de wereld staan.   

Ook bij deze openbaring van Paulus voel ik de levenskracht van de Geest in mij.   En ook hier raken lied en leven elkaar als ik zing: “Hij heeft een nieuw begin gemaakt, in al wat groeit en leeft, zijn adem uitgezaaid”.

Pinksteren:  “een feest in de schaduw”?... (cfr. de inleiding)   Het is Paulus die mij er bewust maakt van maakt dat pinksteren in de eerste plaats een gebeuren is van elke dag.  Elke dag die vreemde paradox toelaten: mij vanuit mijn onvermogen openstellen voor de Geest en tegelijk geloven dat Hij mij het vermogen en het vuur zal brengen om in mijn dagelijks leven zo goed als god te zijn. 

 

Lied: “Het lied van de Heilige Geest” 

 

Na de offerande: “Oergebaar” 

 

Tafelgebed 167 “Gij zijt het”  met gezamenlijk bidden van het deel over de Geest

 

Onze vader met als inleiding een fragment uit de brief van Paulus aan de Galaten 4,4-6:  “Toen de volheid van de tijd kwam, zond God zijn Zoon … opdat wij de erkenning zouden ontvangen zonen te zijn.  En dit is het teken dat jullie zonen zijn: God zond de geest van zijn Zoon in onze harten en die kraait: “Abba, papa!”

Tijdens de communie: klezmermuziek op accordeon

 

Communielied: 394“Woorden als stuifmeel” 

 

Voorbeden met als acclamatie 366 “Dat wij volstromen met levensadem” 

 

Kom Schepper, Geest,

vernieuw ons.

     In onze eigen taal komt Gij ons tegemoet,

     in ons eigen bestaan draagt uw Adem ons.

     Wij bidden U dat Gij bij ons een thuis blijft vinden

     zodat in ons het vuur van uw liefde brandend blijft.

Dat wij volstromen met levensadem…

     

Kom Schepper, Geest,

vernieuw ons.

     Gij schenkt taal waar woorden ontbreken.

     Gij brengt levenskracht waar moedeloosheid heerst.

     Wij bidden U dat Gij ons nabij zijt

           als wij woordeloos staan bij het lijden van mensen

           als wij zoeken naar gebaren van zorg 

           als wij ingaan tegen wat mensen verdeelt.

Dat wij volstromen….

 

Kom Schepper, Geest,

vernieuw ons.

     Gij moedigt ons aan wegen te gaan van vrede, geduld, goedheid.

     Gij zaait in ons de hoop dat gerechtigheid het laatste woord heeft.

     Wij bidden U dat Gij in ons ook wakker houdt: 

            de weerzin voor geweld,

            de verontwaardiging om onrecht, 

            de dagelijkse inzet voor de kleine goedheid.

Dat wij volstromen…

  

Zegen

Contactinformatie

©2005-2023 Filosofenfontein

✉️   info@filosofenfontein.be

Ondernemingsnummer: 0775.603.387

Bankgegevens:"FIFO Heverlee" 

KBC: BE11 7340 3906 5848

Volg ons op Sociale media

QR Code

Door je camera op deze code te houden krijg je het adres van deze website op je smartphone of tablet. Dan kan je de hele website bekijken.